april 1999
Heemschut
9
Het Levendaal te Leiden in 1954, nog niet gedempt. Foto J.J.M. Groffie.
verzuimde de walmuren behoorlijk te onder
houden? Dat is hetzelfde Gemeentebestuur,
Toch wordthet dempingsvoorstel ook in 1958
wederom uitgesteld. In Heemschut 1959 afle
vering 3 lezen we dat de gemeente Leiden in de
loop van de jaren vele adressen heeft ontvangen
van oudheidkundige verenigingen en deze
adviezen ter harte heeft genomen. De
gemeente laat door de Dienst Gemeente
werken een meeromvattend plan voor de hele
stad ontwerpen. Heemschut moet erkennen dat
'het geheel met bijzonder veel zorg is ontwor
pen'. De binnenstad wordt begrensd door een
bijna vierkant van hoofdverkeerswegen.
(Hooigracht-Witte Singel-Langegracht).
Boschma is tevreden over het Leidse plan
waaraan zelfs een fraaie monumentenkaart
gevoegd wordt en een aantal gebieden aange
geven die in het geheel niet mogen worden
aangetast! Kortom een en al lof over dit totaal
plan. Maar het Levendaal bleek het stokpaardje
van de gemeente en heeft toch het onderspit
moeten delven. En waarom is volstrekt ondui
delijk. Bij de tegenstanders bleef de angst
bestaan dat demping van het laatste stukje
Levendaal uiteindelijk zou resulteren in het
dempen van het Rapenburg. Deze angst is
gelukkig niet bewaarheid.
Zand erover
Geurt Brinkgreve, al jaren bestuurslid, ging per
augustus 1958 deel uit maken van de redactie
van het tijdschrift. Stukjes uit diens kritische en
felle pen verschijnen nog steeds met een zekere
regelmaat in het blad. In aflevering 5 van 1958
schrijft hij: 'Dat het dempen van grachten in
Heemschutkringen niet bepaald toegejuicht
wordt, kan nauwelijks een geheim heten. Men
is er, kort en goed, tégen. Onze dempgrage
landgenoot voelt zich een nuchtere, heldere
man van de praktijk, iemand die niet aan artis
tieke fantasieën doet doch de dingen zakelijk
bekijkt. Hij beseft niet dat hij de dupe is van
zeer lichtvaardige illusies en oppervlakkige
drogredenen.' Brinkgreve noemt als voorbeeld
de demping van de NZ Voorburgwal, gedempt
ten behoeve van winkels en kantoren en de
Spuistraat erachter die een onaangename
parkeerstraat werd. 'Het autoverkeer wordt ten
onrechte als dempingsmotief aangevoerd,als
een toverwoord dat nuchter doordenken
vervangt'. Brinkgreve roemt het geval
Bakenessergracht in Haarlem; waarvan de
demping in de jaren '30 werd voorkomen; daar
entegen werd de Prinsengracht in Den Haag
hoofdverkeersader; het eerste deel van het
Levendaal te Leiden, waar 'de automobilist een
paar minuten sneller kan rijden en daarna even
goed vast loopt.' Demping bracht geen econo
mische opbloei zoals verwacht, maar de moge
lijkheden tot herstel werden afgesneden. De
binnensteden waren rond 1960 vaak vervallen
en demping was een gemakkelijke oplossing om
van vervuiling en hoge kosten van herstel af te
zijn, het is namelijk de gemakkelijkste
uitweg om het resultaat van jarenlange
verwaarlozing, dus plichtsverzuim van de
gemeentelijke overheid, weg te werken. Zand
erover, dan zijn de verzakkende kademuren en
de vervuilde waterlopen de wereld uit', aldus
Brinkgreve. De grotere binnensteden moeten
aantrekkelijk gemaakt worden om te wonen en
te werken, en waar winkels belangrijker zijn
dan kantoren en industrie! In deze periode
spelen juist de plannen om een groot deel van
de Alkmaarse en Dortse grachten te dempen.
Hij geeft als goed voorbeeld het
Lijnbaancomplex in Rotterdam waar een voet-
gangerswijk werd geschapen, waar men graag
komt, omdat het praktisch en efficiënt is. Nu
anno 1999 denken wij daar misschien wat
anders over, maar het werd dan ook bijna
veertig jaar geleden opgetekend.
Keert het tij?
Bovenstaand is slechts een greep uit
Heemschuts verzet tegen ongenuanceerde
demping en doorbraak, waarvan de voorbeel
den schier eindeloos zijn. De Bond wist zich
gesteund door velen en schreef menig adres
(brief) met nimmer aflatende energie aan
gemeentebesturen met opbouwende kritiek ten
aanzien van de planvoering, maar kwam ook
met voorstellen, droeg alternatieven aan,
pleitte voor totaalplannen en toekomstvisies.
Ton Koot wist dit in 1959 in het jaarverslag
(afl. 3) prachtig te verwoorden: 'Een stede
bouwkundig plan moet als een compositie zijn
voor velerlei verschillende instrumenten, maar
alle op elkaar afgestemd en harmonisch samen
vloeiend. Ten aanzien van Utrecht komt het
ons voor dat met het ingediende plan slechts de
baspartij is geschreven'.
En nu is men in Utrecht de baspartij aan het
herschrijven, want de Catharijnebaan, de
kortste vierbaansweg van Nederland, wordt
waarschijnlijk weer Catharijnesingel.
*Een uitgebreid overzicht van het dempingsverhaal
doorTon Koot treft men in Heemschut, 1959, afl 4,
p. 57. Het betreft hiereen neerslag van een causerie
gehouden voor de NCRV op 28 mei 1959.
Dat het tij soms keert en opvattingen omtrent ruim
telijke ordening voortdurend veranderen toont
boekje van Marie-Louise de Vries aan; Nederland
Waterland; een nieuw leven voor gedempte grachten,
vaartenhavens en beken. Een uitgave van de Rijksdienst
voor de Monumentenzorg.
s Gravenhage, Sdu Uitgevers, 1996. CRM-reeks, deel 6.