tOO jaar KNOB (II) G. W. van Herwaarden Op 7 januari 1899 werd de eerste, landelijk functionerende oudheidkundige organisatie, de - sinds 1949 Koninklijke - Nederlandse Oudheidkundige Bond opgericht. Hoe ging dat in zijn werk, hoe verging het de Bond, wist men de doelstellingen te verwezenlijken en hoe functioneert de 100-jarige nü naast het oerwoud aan historische en oudheidkundige organisaties, dat sindsdien is ontstaan. In het onderstaande deel II van de geschiedenis van de KNOB: de tweede 50 jaar vanaf 1949 en de relatie met de 12 jaar jongere Bond Heemschut. Landgoed Beeckestein bij Velsen vóór de restauratie. pende verkeersdoorbraken, veel sloop en het dempen van grachten. MrP.J. van der Mark krijgt het secretariaat in handen, een functie die hij tot 1980 nauwgezet zal blijven vervullen. De Monumentenwet trad in 1961 eindelijkin werking, maar de Bond reageerde daar nauwe lijks op. Men had tè lang erop moeten wachten en bovendien voldeed de wet niet aan de verlangens van de Bond, met name niet op het punt van de onderhoudsverplichting. Buitenplaatsen Een initiatief vanuit de Bond, dat wel weer veel effect sorteerde, betrof de instelling van de breed samengestelde Commissie Historische Buitenplaatsen, Parken en Erven. Het door deze commissie in 1972 gepubliceerde rapport In 1950 wordt de Bond een 'gewone' vereni ging met leden (dan 654). Een discussie over de restauratiebeginselen gaat opnieuw van start, leidend in 1953 tot het rapport'Het restaure ren van historische monumenten. Misverstanden, moeilijkheden en mogelijkhe den.' De restauratie van het Goudse stadhuis, waarbij het adagium 'behouden gaat vóór vernieuwen' geen toepassing kreeg, was daartoe de aanleiding. In de jaren '50 wordt een nieuwe generatie actief in de Bond - Hekker, Meischke, Van Swigchem, Peeters, Temminck Groll- die niet alleen aandacht vraagt voor 'andere' monumenten, zoals het 'gewone' woonhuis, het boerenhuis en de architectuur uit de 19de eeuw, maar ook voor de problematiek van de stadssaneringen, gepaard gaand metingrij- 24 februari 1999 'Bescherming der Nederlandse buitenplaatsen' gaf de stoot tot het ontwikkelen van een op bescherming en behoud gericht interdeparte mentaal (rijks)buitenplaatsenbeleid, dat in nauw overleg met de dit jaar 25 jaar bestaande Stichting tot Behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen (PHB) tot uitvoe ring wordt gebracht. In 1968 kon het 1000ste lid geregistreerd worden en aan het einde van hetMonumentenjaar 1975 bedroeg het aantal leden zelfs meer dan 2000, een situatie die helaas niet lang zou standhouden. De in de ogen van de Bond steeds meer toenemende achterstand op het punt van het restaureren en rehabiliteren van het voor het behoud van een gezonde samenleving onmisbare bestand aan historisch waardevolle bebouwing, deed de Bond in 1971 weer eens krachtig aan de bel trekken met het 'Rapport over monumenten zorg en leefmilieu'. Hoewel het restauratiebud get na hetMonumentenjaar 1975 een stijgende lijn (tot in het begin van de jaren '80) ging vertonen, bleef de Bond zich kritisch opstellen ten aanzien van de financiering van de monu mentenzorg. Het was de tijd van de subsidie stop en 'het stuwmeer van Zeist'. In deze jaren brachten de reconstructieplannen voor het paleis en de tuinen van het Loo binnen de Bond veel beroering teweeg. Verschillende nummers van het Bulletin werden aan deze kwestie gewijd. Ledenverlies Het afschaffen van het studentenlidmaatschap en een forse contributieverhoging leidde in de tweede helft van de jaren '70 tot een groot verlies aan leden, waardoor de Bond op zijn fundamenten begon te wankelen. Een aantal jongere leden kon zich niet vinden in het door hetBondsbestuur gevoerde beleid. In een nota, getiteld 'Op zoek naar de bloem in de KNOB', pleitten zij voor een andere, modernere aanpak. Hoewel in beperkte mate aan de in deze nota gedane aanbevelingen uitvoering werd gegeven, nam de malaise-toestand niet echt af. Wel trachtte de Bond zijn partijtje mee te blazen in het gecompliceerde concert, dat vanaf 1980 werd uitgevoerd om het (rijks)monumen- tenbeleid 'doorzichtiger' te maken door o.a. een vérgaande decentralisatie in de richting van de gemeenten. In dat verband kan de in 1981 verschenen nota 'Monumenten uit de zorgen?, een handreiking voor een nieuw monumenten beleid' worden genoemd. De jaren 1986-1992 werden gekenmerkt door veel onrust. Enerzijds bleef het aantal leden dalen en werd de financiële positie van de Bond steeds kwetsbaarder, anderzijds hadden pogin gen om de neerwaartse spiraal om te buigen en de Bond weer zijn centrale plaats in de oud heidkundige wereld te hergeven niet het beoogde effect. Op initiatief van het Ministerie van WVC kreeg de Bond een directeur toege-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1999 | | pagina 26