Column Lantaarnpalenleed Heemschut Nog hoop voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie Gedeputeerde Kok vond de lof voor de Stelling van Amsterdam terecht en erkende de voor sprong, die de Stelling heeft genomen. Maar wij zijn later begonnen, dus er is nog hoop, vond hij. Het was een gigantische klus om alle waardevolle onderdelen van de linie te inventa riseren. Dat is nu klaar maar nu moet alles goed in kaart gebracht worden. De bestemmings plannen moeten worden doorgevlooid en willen alle gemeenten wel meewerken? Het is prachtig, dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg nu een beschermend gezicht wil gaan maken. Winnaar Marcel van Silfhout wees erop, dat het rapport Waterlijn over deze zaak in 1993 werd weggemoffeld en in een la verdween. Vier jaar later dook het weer op in de openbaarheid. Het siert de gedeputeerde, dat hij nu de prijs uitreikt aan iemand, die met stip op de 'zwarte lijst' van de Provincie stond. Peter van Dun van de Rijksdienst herinnerde eraan, dat de Waterlinie in 1995 bij de Unesco is gekandideerd voor de Werelderfgoedlijst. Het is zaak nu op tijd die nominatie gereed te krijgen en voor te leggen aan de Unesco. Overigens betekent plaatsing op die lijst nog geen daadwerkelijke bescherming. De natio nale overheid doet het verzoek tot plaatsing en verplicht zich daarmee tot bescherming. De Unesco neemt niet de taak van de nationale overheid over. Stelling van Amsterdam Maar die overheid schiet bij de bescherming van de Stelling van Amsterdam al te kort, signaleerde Van Dun. Want daar zit het nog helemaal niet goed mee. Weliswaar staan de afzonderlijke forten op de Provinciale monumentenlijst (behalve fort Velsen, dat nu dreigt de verdwijnen), de hele structuur is daarmee nog niet veilig gesteld. En zeker nog niet verzekerd van een volwaardige afweging in het ruimtelijk ontwikkelingsproces. De overheid zal het geheel beschermen als een zgn. beschermd gezicht ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988. De gemeenten zijn daardoor verplicht tot het opstellen van een bestemmingsplan, uitgaande van de cultuurhistorische waarden. In de Nederlandse wetgeving is genoemd artikel het enige, dat deze planologische af weging van cultuurwaarden verplicht stelt. Het artikel dateert echter in feite uit de Monumentenwet van 1961 en is qua woord keuze niet toegesneden op het aanwijzen van gebieden als de Stelling en de Waterlinie. Ambtelijke weerstand heeft tot nu toe vertra gend gewerkt op actualisering van de wet, waardoor er, ondanks de plaatsing van de Stelling op de Werelderfgoedlijst, op het natio nale beschertmingsniveau nog maar weinig is ondernomen, aldus Van Dun. Over deze problematiek heeft de Commissie Bescherming en Ontwikkeling in maart 1997 een Manifest uitgebracht onder de noemer De ruimte in de tijd geplaatst, waarin zij aangeeft dat met behulp van het bestaande instrumentarium veel ontwerp-creativiteit vereist is. Een ander punt is volgens Van Dun, dat het in kaart brengen van cultuurhistorische waarden slechts een statische weergave is van op een specifiek moment aangetroffen waarden. Die waarden moeten vervolgens een rol spelen in een ruimtelijk ordeningsproces, wat in beginsel een dynamische onderneming is. Draagvlak nodig Vandaar, dat bij de Hollandse Waterlinie eerst is nagegaan hoe de toekomstige gebruiksmoge lijkheden kunnen liggen. Vervolgens wordt gekeken naar het bestuurlijk draagvlak, de publieke acceptatie via een verantwoorde bestemming en tenslotte de economische realiseerbaarheid in relatie tot het toekomst perspectief. De provincie Utrecht heeft inmiddels een subsidie verkregen voor een nog dit jaar te verrichten haalbaarheidsonderzoek naar een op commerciële gronden gebaseerde beheersin stellingvoor de Waterlinie, een N.V. Fortenbeheer. Het voordeel van zo'n constructie is, dat het uitvoeringsorgaan a-politiek is en derhalve ongestoord kan werken aan het door de over heden verwoorde beleid. Is deze NV een feit, dan zal aan de hand van een exploitatie-opzet snel duidelijk worden hoeveel overheidsgeld nodig is om het ontwikkelings- en beheersplan uit te voeren. Er is dus, naast de nodige barrières, inderdaad nog hoop volgens Van Dun. Het omgaan met cultuurhistorische elementen in een ruimtelijk ordeningsproces houdt een herontwerp-opgave in. Nederland als kunstwerk is ook ontstaan door middel van een continu proces van ontwerpen en herontwerpen. De monumentenzorg heeft nog een te weten schappelijke attitude, die nauwelijks ruimte laat voor vormgevers en ontwerpers. Net zoals bij de succesvolle stadsvernieuwing een man als Jan Schaefer die wetenschappelijkheid wist te doorbreken zal dat ook moeten gebeuren bij de herinrichting van ons land. Een heemschutter is als het goed is een estheet bij uitstek. Hij is kien op elke verandering in de stoffering van zijn omgeving. Vandaar, dat ik het straatmeubilair in m'n eigen Linnaeusparkweg in Amsterdam met argusogen in de gaten houd. Het is een fraaie stadsstraat met forse iepen in het midden en herenhuizen, die 'onder artchitectuur' zijn gebouwd, elk van een eigen markant ontwerp. Het doet er daarom zeker toe hoe de lantaarnpalen langs de straat ogen. Passen die in de kleurrijke 19de-eeuwse sfeer of doen ze er afbreuk aan? Onlangs nam ik tot m'n verbijstering waar, dat werklieden van het stadsdeel in Amsterdam, waar ik woon, zonder blikken of blozen de lampenkappen van de palen aan het verwijderen waren. Dat waren ronde, gietijzeren, grijze bollen, die misschien wat modern oogden in de oude straat maar met hun oorspronkelijk ontwerp een aardige bijdrage vormden aan het eclectische architectuurbeeld van de straat. Ze zouden vervangen worden door van die lelijke rechte kappen, die als sein palen schuin op de paal staan. De bewoners begonnen onmiddellijk een tegenactie, die door het stadsdeel werd beantwoord. Er zouden nu toch leuke kapjes komen, die passen bij de straat. Nu zijn de bollen dan vervangen door kneuterige cliché-kapjes van synthetisch materiaal, zo uit de 'supermarkt' voor straatmeubilair. Daar komt nog bij, dat het stadsdeel alleen het stuk straat heeft aangepakt, waar de actie-voerende bewoners huizen. Even verderop staan aan de ene kant van de straat die lelijke seinpalen en aan de andere kant de cliché-kapjes. Op het pleintje tussen de twee stukken straat in staan nog steeds de palen met de markante bol en in de straat, die mijn straat bij het pleintje kruist, staan weer paaltjes met van die ingezakte borrelglaasjes erop. Vijf soorten palen en kappen binnen een gezichtsstraal van nog geen 50 meter. Het oog van de heemschutter heeft veel te lijden. Kan er misschien eens ingegre pen worden? WAARNEMER augustus 1998

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1998 | | pagina 5