augustus 1998 Heemschut 29 krijgt het benauwd". Dat klopt, want de gebou wen kruipen naar elkaar toe. Toen een paar jaar geleden het erkend lelijkste gebouw van de stad, het massieve Maupoleum, werd gesloopt, dacht iedereen dat de Jodenbreestraat opge lucht kon ademhalen. Wat er voor in de plaats kwam, oogt misschien minder massief - maar het neemt wel meer ruimte in. Daarom vallen de mensen van de stoep. En omdat de stoep nodig is voor terrassen, (levende) standbeelden, groentekratten en straatfeesten. En omdat een winkel nu eenmaal klanten nodig heeft die alleen binnenkomen als er een kartonnen snor buitenstaat of een reuzenkoe. En omdat er altijd wel een honden- uitlaatstrook is waar je niet langs kunt, een jongerenontmoetingsplek of een tippelzone. Leg een plattegrond van 1960 naast die van nu, en je ziet een kindertekening. Met de oudste kaart is het kind naar de juf gestapt en toen zei die, hij is nog niet af hè, daar zie ik nog een stukje wit. De nieuwe kaart is tot in alle hoeken gevuld. Ruimte, leegte maakt de stad nerveus en hebzuchtig. Daar wantrouwen bewoners elkaar. Daar krijgen winkeliers concurrentie- kriebels van en bedrijven groeistuipen. De stad slibt dicht Van het stadsdeelbestuur van De Pijp mogen winkeliers hun achtertuinen volbouwen met magazijnen. 'De bedrijven groeien uit hun jasje', heet het. Ze moeten wel op hun dak een terras inrichten voor de bewoners van de eerste verdieping. Hebben die ook weer meer ruimte. Zo slibt de stad dicht. Het bebouwde oppervlak is in enkele decennia verdubbeld. En wat er aan openbare ruimte overschiet, wordt verkaveld door het stadsbestuur in een samenzwering met bedrijven en 'actieve bewoners' of'mondige burgers'. Drie rubber tegels. Ze liggen in een verdikking van de Van Ostadestraat, onder een speeltuig dat stadsinrichters 'wipkip' noemen: een enorme veer met een jolig zitje. De kleuter die uit de wipkip kiept moet een volleerde turner zijn, wil hij op deze drie tegels landen. Vijf tegels in de breedte en dertig in de lengte. Aan de randen steken twee ijzeren knoppen in de voegen. Dit is de buitengrens van een terras aan de Vijzelstraat. De plantenbakken, die de grenzen overschrijden, horen er niet bij, vindt de eigenaar. Die fleuren de boel toch alleen maar op. Vier keer anderhalve stoeptegel, opgewipt, pootaarde erin, verse bloemen en een klimop. In het geveltuintje in de Jekerstraat staat zelfs een decimeter hoog hekje. Tegen indringers. De hele stad is in zulke tegelmotieven opgehakt, voor ieder die aanspraak maakt op de openbare ruimte. Dat is in de eerste plaats de overheid, met haar nutsvoorzieningen. Zoals speeltuinen en zitbankjes, maar de laatste jaren is zij vooral producent geweest van anti-automaterieel. Pleinen en stoepen zijn verbunkerd door betonnen poefen, varkensruggetjes en paaltjes (die soms met een chipkaart de grond in kunnen worden gestuurd). Dan de ondernemers. Die hebben massaal, en nogal eens zonder vergunning, hun gevels uitgebroken om half en half op de stoep te kunnen verkopen of het publiek naar binnen te schreeuwen. Of ze dwingen bij hun deelraad exclusieve parkeerruimte af voor hun klanten. Ten slotte de buurtbewoner. Die is door de jaren niet alleen veel ruimer gaan wonen, hij heeft ook de straat ontdekt als verlengstuk van zijn privé-onderkomen. Hij eist er speelruimte voor zijn kinderen, plaats voor zijn auto, of juist geen plaats voor de auto van zijn buurman, en een uitlaatstrook voor de hond van die buurman. Geprivatiseerd en vercommercialiseerd Zo dreigt de openbare ruimte te worden 'gepri vatiseerd en vercommercialiseerd', vreest wethouder G. ter Horst (Openbare Ruimte). En dat wil ze niet. "De openbare ruimte is echt van iedereen. Als je overal terrassen maakt, moet iedereen altijd betalen om ergens te zitten. Dat is niet de bedoeling." Nu durven bestuurders tegen ondernemers nog wel eens streng op te treden, maar de wensen van buurtbewoners lijken wel heilig geworden. De instelling van deelraden (die moesten immers het bestuur 'dichter bij de burger' brengen) heeft dat proces in de jaren negentig snel versterkt. "Bij de inrichting moet je de bewoners betrekken", zegt een stadsdeelbe stuurder. "En hoe dichter je bij de details komt - een speeltuigje hier, een paaltje daar - hoe meer ruimte je ze moet bieden." Zo kan het ook: Spui, Amsterdam. Stadsdeel Oost gaat er het verst in. De eerstvol gende herinrichting, die van de Vrolikstraat, geschiedt op basis van een prijsvraag onder bewoners. Ieder adres kreeg enkele maanden geleden een plattegrond van de straat, een los vel met inrichtingselementen - wipkippen, stoeptegels, geveltuintjes, verkeersdrempels, amsterdammertjes, bomen - en plakken maar. Sommige bewoners vonden het knipvel nog te karig en tekenden er zelfbij. Zoals degene die een metalen venster op de stoep wil hebben, voor een frisse blik op de straat en voor poppenkastvoorstellingen voor de kinderen. Of degene die van een nostalgische straatlantaarn droomt. Een andere inwoner vond de ruimte op het papier nog te klein en stelde voor de daken te collectiviseren, een dakwacht aan te stellen en alle bewoners een dakpas te geven, dan kan de Vrolikstraat daar verder uitbreiden. Uiteindelijk stemden 177 bewoners mee over de herinrichting, nog geen derde van het aantal inwoners. "De actieve tiepjes hebben een streepje voor", had een stadsdeelbestuurder al eens gezegd tijdens een inspraakavond met vier personen. 'Actieve bewoners' 'Actieve bewoners' of'mondige burgers' hebben een groot aandeel gekregen in het aanzien van de stad. Elke straat draagt wel een stempeltje van ze. Een behouden boom, een nieuwe klok, een compromis-kunstwerk. Een lid van de bewonersgroep van de Vrolikstraat verklaart de aanspraken van de buurt op de openbare ruimte: "Ambtenaren zijn mensen die om vier uur 's middags richting station sloffen

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1998 | | pagina 31