Manifest
Cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit
Zes landelijke organisaties, waaronder het Nationaal Contact
Monumenten (met Heemschut als participant) roepen in een
Manifest het nieuwe kabinet op nadrukkelijk rekening te houden
met de cultuurhistorische waarden van het Nederlandse landschap.
juni 1998
Heemschut
5
Hetzwartekerkje uit 1662 in de vorm van een stolp met 't schooltje in Zuidschermer.
Vrienden van de Stolp
Twintig jaar geleden was het de onlangs overle
den Johan Schilstra, die aan de wieg stond van
de Boerderijenstichting Noord-Holland en
Vrienden van de Stolp. Als lid van Provinciale
Staten in deze provincie en auteur van menig
historische publikatie over het cultuurbezit in
dit gewest had hij zijn sporen al verdiend in de
strijd om het cultuurbehoud. Hij was het, die de
eerste initiatieven ontplooide om de West-Friese
Omringdijk en de Stelling van Amsterdam op
de provinciale monumentenlijst geplaatst te
krijgen. En zo heeft hij als voorzitter van de
stolpenstichting heel wat van die boerenhoeven
van de ondergang gered: door adviezen bij
verbouwingen of onderhoud te geven, nieuwe
bestemmingen te zoeken, financiële deuren te
openen, lezingen te geven en hen, die zich een
extra inspanning hebben getroost om een stolp
zijn historisch aanzien te hergeven, met een
Stolp Award te belonen. Zo'n onderscheiding
mocht hij 3 jaar geleden zelf verdiend opge
speld krijgen.
Vijanden van de Stolp
Het zijn niet de eerste de beste vandalen, die
het werk van de stichting ongedaan maken.
Niemand minder dan de minister van Verkeer
en Waterstaat, mevrjorritsmaopende op
22 januari j.1. een gedeelte van de N 9, de
verbinding tussen Alkmaar en Den Helder,
van Koedijk tot de Stolpen. In de Trajectstudie,
die aan deze wegverbetering ten grondslag ligt
werd op schaamteloze wijze gesteld: "dat de
landschappelijke gevolgen van de nieuwe
autoweg-verbinding gering zullen zijn". Met
geen woord wordt verder gesproken over de
voorgenomen sloop van 15 van de 17 stolp
boerderijen, die langs die weg staan. Alsof die
eeuwenoude bouwkundige stoffering in
Noord-Holland geen wezenlijk onderdeel van
dat landschap vormt. Negen van die "zo
volmaakt in die geometrie passende stolpen",
zijn inmiddels al door Rijkswaterstaat, vallend
onder de jurisdictie van WD-bewindsvrouw
mevrjorritsma, gesloopt. Het merendeel daar
van is zelfs opgenomen in het Monumenten
Inventarisatie Project (MIP). Over inspraak of
afspraak werd met geen woord gerept.
Het is niet aan te nemen, dat Schilstra, ware hij
daartoe nog in staat geweest, zijn stem bij de
laatste verkiezingen op zijn eigen partij, de
WD, zou hebben uitgebracht. Die keuze is
hem dan tenminste nog bespaard gebleven.
Maar het werk zijner handen gaat in die van
anderen gewoon door.
De lange en intensieve bewoning van ons land
heeft in en boven de grond vele sporen nagela
ten. Deze archeologische, historisch-bouw-
kundige en historisch-geografische elementen
en de zogenaamde mensgebonden natuur
vormen tezamen het cultuurhistorisch erfgoed.
In stad en landschap is de bewoningsgeschiede-
nis afleesbaar uit dit erfgoed. Het unieke van
het Nederlandse landschap is de verweving van
natuur en cultuur, de variatie aan stedelijke en
landelijke nederzettingspatronen en de variatie
aan landschapstypen voortvloeiend uit de
bewoningsgeschiedenis.
Cultuurhistorie levert een bijdrage aan de iden
titeit van dorp, stad en land, heeft een educa
tieve waarde, levert een bijdrage aan het leef
klimaat van woon- en werkgebieden en heeft
een toeristisch-recreatieve potentie.
Cultuurhistorische elementen en structuren
kunnen een belangrijke kwaliteitsverhogende
bijdrage leveren aan de verdere ruimtelijke
ontwikkeling van Nederland. Niet alleen bij
nieuwe woonwijken maar ook bij functieveran
deringen in het landelijke gebied, bij stedelijke
en plattelandsvernieuwing, de inrichting van
bedrijventerreinen, de aanleg van infrastruc
tuur en de aanleg van nieuwe natuurgebieden.
De uitdaging die overheid en particuliere orga
nisaties gezamenlijk aan moeten gaan is ervoor
te zorgen dat het historisch gegroeide land
schap ook in 2030 nog duidelijk herkenbaar is.
De particuliere organisaties op het gebied van
het cultuurhistorisch erfgoed zijn bereid een
actieve bijdrage aan de verwezenlijking van
deze doelstelling te leveren. Deze organisaties
beschikken over een schat aan kennis die bij
planvorming en concrete inrichting op zowel
nationaal, provinciaal, regionaal als lokaal
niveau gebruikt kan worden.
De nationale overheid zal zich moeten uitspre
ken over de vraag hoe identiteit en diversiteit
van het Nederlandse landschap in de toekomst
gewaarborgd moeten blijven en welke bestuur
lijke financiële middelen zij hiertoe zal inzetten.