Column Jaloers juni 1998 Heemschut 3 monumentenzorg kwijtraakten, kregen zij de volledige zeggenschap over de Monumenten- wacht. Ze bleven daarmee ook financieel verantwoordelijk en zijn op dit moment tezamen goed voor zo'n zes miljoen gulden subsidie. Een tweede bron van inkomsten wordt verschaft door de abonnees, zoals de aangesloten monument-eigenaren genoemd worden. De vaste abonnementskosten bedra gen ongeveer 100 per jaar, per inspectie worden dan de uren vergoed. Het Rijk draagt bij in de kosten van het landelijk bureau in Amersfoort. Daar aan 't Zandt is de heer G.J. Luijendijk verantwoordelijk voor de formulering van het algemeen beleid, het over leg met de Rijksdienst, het instandhouden van de technische kennis van de wachters, o.a. via de halfjaarlijkse instructiedagen, en het bewaken van de rechtspositie van de medewer kers door heel Nederland. Op onze vraag hoe de Monumentenwacht aan nieuwe abonnees komt geeft de heer Luijendijk ten antwoord dat die zich voor het overgrote deel spontaan en uit eigen beweging melden. Hoewel de monumen tenwet verplicht stelt dat een eigenaar na restauratie het monument in de staat moet houden waarin het zich door de restauratie is komen te bevinden is hij toch geen voorstander van dwang in welke vorm dan ook. Zelfs het subsidieregiem mag naar zijn mening niet de doorslag geven om abonnee te worden. Luijendijk benadert het graag zo positief moge lijk: aan de wens tot het plegen van goed en regelmatig (klein) onderhoud dient de wil ten grondslag te liggen het monument zo goed mogelijk te bewaren en voor het nageslacht veilig te stellen. Fiscale tegemoetkomingen en subsidies dienen dan hooguit als smeerolie en om mensen net even dat laatste zetje de goede kant uit te geven. Het is niet aan de Monumentenwacht alleen om al te zeer vooruit te kijken of ingrijpende initiatieven te nemen met betrekking tot het eigen werk en de plaats in de Nederlandse monumentenzorg. De beschikbare middelen stellen een grens aan het aantal in te zetten teams en dat bepaalt weer hoeveel monumen ten geïnspecteerd kunnen worden. Voor de heer Luijendijk ligt de prioriteit voorlopig nog bij de kwetsbare grotere monumenten die, in tegenstelling tot de woonhuismonumenten, ook daadwerkelijk voor onderhoudssubsidie in aanmerking komen. Amsterdam subsidieert niet In Noord-Holland ziet de Monumentenwacht zich voor het probleem gesteld dat maar liefst drie teams binnen de Amsterdamse grachten gordel aan het werk zijn, terwijl de stad niet in diezelfde verhouding bijdraagt. De aandacht en mankracht die hier worden ingezet gaan dan eigenlijk ten koste van een hele serie andere vooraanstaande monumentensteden in de provincie. De bijzondere positie van Amsterdam, met zijn grote aantal woonhuis monumenten en -abonnees, zal het hier nood zakelijk maken op termijn naar een andere oplossing voor de financiering van de vele inspecties in de oude binnenstad te zoeken. Achteruit Voor het gehele land signaleert Luijendijk met enige zorg, dat de kwaliteit van de monumen tenzorg achteruit gaat. Door reorganisaties is veel praktische deskundigheid weggevloeid waardoor de Rijksdienst als bewaker, begelei der en adviseur 'buiten spel' kwam te staan. Het daardoor ontstane gat is in lang niet alle geval len opgevuld door de gemeentelijke ambtena ren. Er wordt regelmatig een beroep op de Monumentenwacht gedaan. Veel architecten ontbreekt het aan specifieke ervaring en daarbij komt het nogal eens voor, dat de architect van dienaar tot schepper wordt. Juist in het restau ratie-proces dient het monument centraal te staan en de hedendaagse inbreng daaraan zoveel mogelijk ondergeschikt te worden gemaakt. Integrale aanpak om restauratie voor te zijn Hij ziet de oplossing voor een hele serie proble men in een meer integrale visie op monumen- tenbehoud. Die visie komt er op neer dat onderhoud en beheer beiden worden ingezet om grote restauraties, met hoge kosten en verlies van oorspronkelijk bouwmateriaal, zo lang mogelijk buiten de deur te houden. Als voorbeeld noemt hij de 'rel' rond de bonte knaagkever en alle publiciteit daarom heen zo'n vijftien jaar geleden. Goed die beestjes zijn schadelijk, om niet te zeggen ronduit gevaar lijk, maar we leggen zelf de rode loper voor ze uit. Met het volledig afdichten van oude kapzolders, het stoken en het oplopen van de luchtvochtigheid scheppen we wel een micro klimaat waarin ze zich wonderwel thuisvoelen. Als er niet op zo'n zolder gewoond wordt, laat het er dan maar een beetje tochten, het kost geen cent en voorkomt een hoop narigheid. Het openzetten van een zolderraampje kun je met een wet of subsidie niet afdwingen, in een dergelijk geval bereik je veel meer met goede voorlichting. Effectiever, maar ook arbeidsin tensiever alhoewel de kosten er zeker op langere termijn ruimschoots uit komen. De Monumentenwacht rekent dit aspect van de preventieve monumentenzorg tot een van haar taken. Het verder uitdenken van de mogelijk heden en het verschaffen van de middelen daartoe is echter niet alleen een taak van de Monumentenwacht. Want, zo stelt Luijendijk, voor onze monumenten zijn we gezamenlijk verantwoordelijk. Drs. L. van derMeule is PR-medewerker van Heemschut Zuid-Holland. 1998 is het jaar van het monumenten- onderhoud. Nu is het simpel en eigenlijk een beetje goedkoop om meteen te schamperen: "onderhoud moet toch elk jaar, daar heb je geen jubileum voor nodig". Maar ontegenzeggelijk heeft de Monumentenwacht het onderhoud op de agenda weten te krijgen. Er is een verdergaande integratie van restauratie- en onderhoudsregelingen toegezegd en met 2,5 miljoen gulden kan de Monumentenwacht verder uitgebouwd worden. Eerlijk gezegd was ik best jaloers toen ik dat hoorde. Voor molens is al eeuwen duidelijk dat onderhoud de beste vorm van monumentenzorg is. En sinds 1970 roept De Hollandsche Molen al dat er meer geïn vesteerd moet worden in onderhoud. De 25-jarige Monumentenwacht gaat nu met de buit strijken, terwijl de drie keer zo oude vereniging achter het net vist! Nu past jaloezie niet in een goede relatie. En sinds enkele jaren is de inspectie van molens door Monumentenwachters aanzienlijk verbeterd. De wachters kunnen zelfs een speciale molencursus volgen. Een hartelijke en eerlijke felicitatie aan de jarige Monumentenwacht is dus op z'n plaats. Waar mijn bloed echter nog wel van blijft koken is de lippendienst die aan het belang van goed onderhoud wordt gepleegd. Je zou toch zeggen: er is extra geld gekomen voor monumentenzorg, zorg er dan voor dat er direct een goed fundament ligt. Zodat je na die ingrijpende restauratie je monument - of dat nu een molen, kerk of woonhuis is - in goede staat blijft houden. Maar nee. De staatssecretaris heeft beslist: er is wat extra onderhoudsgeld gekomen, maar met een structurele aanpak wordt nog even gewacht. Eerst de achterstand wegwerken, is het devies. Natuurlijk, ik weet ook wel dat je voor restauratie veel meer (politieke) handen op elkaar krijgt. Maar van dat extra geld een bescheiden deel gebruiken voor een structurele investering in onderhoud, daar merkt niemand wat van. Ambtelijke molens malen langzaam. Soms wordt ik echt jaloers. Maar dan op die moderne windturbines. Daar zit tenminste echt vaart in. Drs. Leo Endedijk Directeur De Hollandsche Molen

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2023 | 1998 | | pagina 5