Monumentenzorg vereist integrale aanpak Leo van der Meule Monumentenwachter Luijendijk: kwaliteit beter bewaken Eén van de jongere loten aan de stam van Neerlands monumentenzorg viert feest: de Monumentenwacht bestaat vijfentwintig jaar. Een toepasselijk jaar voor een dergelijk jubileum want 1998 is onlangs uitgeroepen tot het Jaar van het Onderhoud. In Amersfoort sprak Heemschut met landelijk directeur G.J. Luijendijk. 2 Heemschut juni 1998 De aanloop Eind jaren '60 - Nederland kende pas sinds 1961 een echte Monumentenwet - vond een onderzoek plaats naar de staat waarin de monu menten verkeerden. Het ging om een steek proef waarbij men zich met name op de hoogte stelde van de toestand waarin een aantal kerken in Friesland en torens in Brabant zich bevond. De uitkomsten van het onderzoek stemden niet erg hoopvol: een niet gering aantal van de onderzochte gebouwen was nog na de oorlog gerestaureerd en verkeerde nu al weer in slechte tot zeer slechte staat. Als het op deze manier landelijk eraan toe ging - en daar wezen de onderzoeksresultaten wel op - dan werd monumentenzorg dweilen met de kraan open. Toen dan ookin 1973 in Leeuwarden de restauratie van de Grote Kerk gereed kwam stelde men zich opnieuw de vraag omtrent de duurzaamheid van het, via de restauratie inspanning verkregen resultaat. Een aantal monumentenzorgers stak de koppen bij elkaar en besloot tot een aanpak waarin regelmatig (klein) onderhoud, te plegen op grond van periodieke inspecties, centraal zou staan. Een gebouw is niet van de ene op de andere dag een mistroostige bouwval. Aan het begin van de weg bergafwaarts staan vrijwel altijd betrekke lijk makkelijk en snel te verhelpen kleine gebre ken als een losgewaaide lei of pan, een verstopte dakgoot of een verkeerde manier van verwar men en ventileren. De meeste monumenten eigenaars, of het nu gaat om particulieren, stichtingen, kerkbesturen of overheden, missen gewoon de kennis en/of de tijd om dergelijke kleine tekortkomingen zelf op te sporen en te verhelpen. Het werd tijd voor een constante en beroepsmatige aanpak waarbij men zich wel van meet af aan concentreerde op de echte grote en vaak extra kwetsbare monumenten als kerken, molens, kastelen, raadhuizen en wat dies meer zij. Vooral de grote monumenten Dat wil niet zeggen dat woonhuismonumenten niet door de Monumentenwacht geïnspecteerd worden als de eigenaar daarom vraagt. Al met al worden ook zo'n 5500 woonhuizen bezocht en hun eigenaars van advies voorzien. Dit aantal steekt echter schril af bij de ruim 3200 kerken, 500 kastelen en bijna 500 molens. Het dekkingspercentage dat binnen deze drie laatste categorieën bereikt wordt ligt veel hoger. Voor de kerken gaat zelfs op dat er beduidend meer in het bestand van de Monumentenwacht zitten dan er op de Rijkslijst staan. Hier zitten onge twijfeld ook een kleine achthonderd gemeente lijke en nog niet voor rijksbescherming voorge dragen jongere monumenten van kerkelijke bouwkunst bij. Na de start op weg Op 23 februari 1973 werd de Stichting Monumentenwacht opgericht en twee maanden later vond in Sint Nicolaasga, onder het toeziend oog van CRM-staatssecretaris H. Vonhoff, de eerste inspectie plaats. Tijdens de eerste demonstratie kwam meteen overtuigend vast te staan dat het afwezig zijn van hoogte vrees tot de allereerste sollicitatie-eisen aan de ware monumentenwachter behoort. Eén der bij de demonstratie betrokken wachters van het eerste uur nam meteen weer ontslag, over het werken op grote hoogte was hem nooit iets verteld. Bij de vrijwel zelfstandig opererende provinciale stichtingen Monumentenwacht Inspectie torentje Kasteel Nijenrode te Breukelen. Foto G.J. Luijendijk. werken op dit ogenblik ruim negentig wach ters. Het zijn uitsluitend mannen, maar vrouwen die van oude gebouwen houden, niet opzien tegen wat kruipen, klimmen, klauteren en af toe wat vuile handen of een beetje spinrag zijn ook van harte welkom. Voor hen geldt net als voor de mannen dat een bouwkundige oplei ding en enige praktijkervaring in het restaura tiewerk onontbeerlijk zijn om als wachter aangenomen te worden. Tevens wordt ervan uit gegaan dat men zich niet al te specialistisch opstelt en belangstelling heeft voor onderdelen van het werk waar men tijdens de eigen oplei ding niet aan toe is gekomen. Het verloop binnen het personeelsbestand is betrekkelijk gering. Het werken op steeds een andere plaats, de contacten met de vaak verschillende gebou wen en hun eigenaars en de grote mate van zelfstandigheid waarmee de teams opereren, dragen hier ongetwijfeld toe bij. De teams komen niet alleen op bezoek om te inspecteren en te rapporteren. In het bekende busje bevindt zich ook een werkvoorraad van kleine bouwon derdelen die kunnen dienen ter vervanging van aangetroffen, versleten exemplaren. Het loont natuurlijk niet de moeite om uitgebreid te rapporteren dat er een lei gebroken is en dat verder maar zo te laten. Er is geen aannemer die voor één leitje voor komt rijden en wanneer je als monumentenwachter toch al op het dak zit... Middelen en mogelijkheden Wie betaalt de wachters, hoe komen de provin ciale stichtingen en de landelijke koepel aan hun inkomsten? Hoewel de provincies halverwege de jaren '80 bij de wetswijziging grotendeels hun taken en bevoegdheden met betrekking tot

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2023 | 1998 | | pagina 4