Heemschut juni 1998 SÜÏBf de zwart geoxideerde stenen van de oude kerk verwerkt, zoveel mogelijk op hun oorspronke lijke plek. Men claimt dat die plek in de meeste gevallen kan worden vastgesteld door zaken als het steentype, het formaat en de ligging in het puin. Het is de bedoeling dat deze zwarte stukken steen duidelijk herkenbaar blijven als herinnering aan het gebeurde, al wordt dit effect gaandeweg minder duidelijk doordat de nieuwe stenen ook oxyderen en donkerder worden. Momenteel is een hoogte bereikt van ongeveer twintig meter. De bouwplaats is geheel overdekt; er kan zo sneller worden gewerkt en bovendien wordt de kwetsbare zandsteen niet aan al te hoge temperatuur schommelingen blootgesteld. In de winter wordt de bouwplaats zelfs permanent verwarmd om de temperatuur op minimaal vijf graden te houden. De ruïne van de Frauenkirche. Twaalf jaar na de oorlog is het verwoeste stadscentrum een kale vlakte waar schapen kunnen grazen; 1957. Foto Sachsische Landesbibliothek/Deutsche Fototbek. van de kerk in zijn val meesleepte. Alleen de achterwand van het koor en een stuk zijmuur bleven overeind staan. Eind jaren '40 werd begonnen met het inventa riseren van de schade. Ongeveer 600 m' puin werd geruimd en gesorteerd voor eventueel hergebruik. Ook werden tekeningen gemaakt voor de herbouw. Toen echter de kosten steeds hoger leken te worden, en bovendien de helft van de gesorteerde stenen 'zoek' was, besloot de stad in 1966 de ruïne niet te restaureren en als gedenkteken ('Mahnmal') aan de oorlog te handhaven. Ook de ruïne werd gaandeweg een symbool, waar met kaarsen, kransleggingen en toespraken ieder jaar op 13 februari het bombardement werd herdacht. In de laatste maanden van de DDR in de zomer van 1989 kwamen tegenstanders van het regime hier bijeen om te demonstreren voor hervormingen. Kort na de Wende, in februari 1990, werd de 'Stiftung Frauenkirche eV.' opgericht, die streefde naar het herbouwen van de kerk. Dat leidde tot lange debatten; de voorstanders van het plan benadrukten vooral de cultuurhistori sche waarde van een herstelde Frauenkirche. Tegenstanders, die wezen op het belang van het 'Mahnmal' en op het feit dat zo'n recon structie altijd een vorm van surrogaat blijft, kregen te horen dat veel inmiddels algemeen geaccepteerde 'oude' gebouwen in feite ook naoorlogse replica's zijn, zoals het Rathaus in Münster, de Residenz in München, het Schlofi in Stuttgart en de Romaanse kerken in Keulen. In 1992 ging de gemeenteraad akkoord met het De Frauenkirche, geheel ingepakt voor de wederopbouw. Februari 1998. Kosten: 250 miljoen DM De kosten voor de restauratie worden geraamd op 250 miljoen DM. De stad betaalt daarvan tien procent, de rest moet van particulieren en bedrijven komen. Jaarlijks is een bedrag van 13 miljoen mark nodig. Om de geldstroom gaande te houden worden allerhande souvenirs verkocht, uiteenlopend van ansichtkaarten met echte stukjes steen voor vijf mark tot modellen van de kerk - uiteraard van Meissen-porselein - voor ettelijke duizenden marken. Het grootste succes is het speciale horloge van honderd mark, waarvan er inmiddels 250.000 zijn verkocht. In totaal is er nu 95 miljoen mark binnengehaald en men gaat ervan uit dat het geld voldoende zal blijven stromen om de restauratie in 2006 te voltooien, wanneer de stad 800 jaar bestaat. Het 'koninklijke Dresden' zal dan voor een groot deel zijn hersteld. Van het burgerlijke Dresden is echter nauwelijks plan voor een 'archeologische herbouw', met gebruikmaking van zoveel mogelijk materiaal van de oude kerk. Consequentie daarvan was dat het puin heel voorzichtig uit elkaar moest worden gehaald om zoveel mogelijk stenen te redden voor hergebruik. De puinberg van ruim 20.000 m' leverde na twee jaar voorzichtig graven ongeveer 50.000 bruikbare stenen en een aantal grotere fragmenten op. Elke steen is digitaal opgemeten, genummerd en opgesla gen. De Neumarkt, het plein rond de kerk, veranderde in een gigantisch openlucht- stenenmagazijn. Start herbouw in 1995 De eigenlijke herbouw is in 1995 begonnen. Tussen de nieuwe, lichtgele zandsteen worden

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2023 | 1998 | | pagina 12