april 1998 Heemschut 31 worden prijsgegeven aan verval en sloop? Op 15 mei 1923 werd in het Amsterdamse Artis de vereniging opgericht. Eerste fase: behoud In het besef dat ook toen al monumenten- en dus ook molenbehoud uiteindelijk vaak een kwestie van economisch nut en financieel gewin blijkt te zijn gooide men het eerst over de boeg van modernisering en aanpassing van de molens, zodat ze het beter zouden kunnen opnemen tegen de moderne machines en gemalen. Deze benadering, die door tekort aan olie en electriciteit letterlijk de wind mee kreeg tijdens de tweede wereldoorlog, wordt door Leo Endedijk gekenschetst als behorend tot de eerste fase in het molenbehoud. En het moet worden toegegeven: de nieuw ontwikkelde wieksystemen rekten het leven van een niet gering aantal tot over de bezettingstijd heen. Tevens verschuift in deze periode het maat schappelijk bewustzijn, misschien mede door de niet geringe verwoestingen tijdens de oorlog, in de richting van een meer gewetensvolle omgang met het cultureel erfgoed. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de instelling van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (1947), het aannemen van de eerste echte monumentenwet in 1961 en een toenemende bemoeienis op provinciaal niveau met molen behoud. Tweede fase: monumentenstatus De tweede fase, die van het behoud om derwille van schoonheid en cultuurhistorische waarde breekt aan. Dit resulteert in de toekenning van rijksmonumentstatus aan vrijwel alle windmo lens en een fors aantal restauraties. Maar....stilstand is achteruitgang, rust roest en molens moeten zoveel mogelijk malen om in goede staat te blijven verkeren. Het waakzaam oog van de molenaar spoort kleine gebreken op en die kunnen dan worden verholpen. De vele houten onderdelen buiten de molen ventileren zichzelf al bewegende en werkende droog - dit geldt met name voor het wiekenkruis - en hout- minnend ongedierte heeft een fikse hekel aan al dat gedraai, getril en de luchtcirculatie die dat met zich meebrengt. Eind jaren zestig ontstaat gelukkig het fenomeen vrijwillige molenaar. Het in 1972 opgerichte Gilde van Vrijwillige Molenaars gaat deze mensen opleiden en De Hollandsche Molen neemt hen een heus examen af. Dankzij de bijna 1.000 in de loop der jaren gediplomeerde vrijwillige molenaars komen vele molens weer tot leven. Met name nogal wat provincies speelden in op het verlangen molens zoveel mogelijk maal- vaardig te restaureren en echt te laten werken met een draaipremie: een tellertje op de bovenas registreert het aantal omwentelingen van het wiekenkruis en hierop wordt een extra tegemoet koming in de (onderhouds)kosten afgesteld. Met de krant Nederland Molenland die met deze Heemschut wordt meegezonden wil de Hollandsche Molen informatie geven over de vele molenevenementen in ons land en allerlei fietsroutes langs molens, bijvoorbeeld molen De Zaandplatte in Ruinen. Foto J.L.J. Tersteeg. Derde fase: levende monumenten Zo belandden de molens in de derde fase van hun strijd om het voortbestaan, die van de molens als 'levende' monumenten. Er is inmid dels ook een speciale belangenorganisatie van ambachtelijke korenmolenaars die, hoe kan het ook anders, weer nauwe banden onderhoudt met het gilde van ambachtelijke bakkers. Hier lijken de molens nu eens te profiteren van de vooruitgang op het machine-front: electromo- toren, die de maalstenen ook bij windstilte laten voortsnorren, zijn steeds kleiner en lichter geworden. Dit laatste maakt het mogelijk een ongehinderde meeltoevoer naar de bakkers te garanderen zonder dat de werkruimte en de authentieke sfeer in de korenmolen in het gedrang komen. Een wentelend wiekenkruis trekt over grote afstand de aandacht en die levende monumen ten roepen levendige interesse op van vriend en vreemdeling. Wordt er soms wat lacherig over gedaan, de molens zijn een factor van belang voor het binnenlands en inkomend toerisme. Dat betekent ook weer maatregelen met betrekking tot toegankelijkheid en veiligheid. Nieuwe bedreigingen Denkt vrijwel niemand meer aan het slopen van een molen, laat staan ons gehele, en de laatste jaren tamelijk constante, bestand van zo'n duizend exemplaren, bedreigingen zijn er nog steeds te over, maar nu van een geheel andere aard. Wat te denken van de verstedelijking, de aanleg van grote verkeersviaducten, spoorlijnen maar ookrecreatiebossen die veel molens hun vrije windtoevoer dreigen te benemen? Voor de watermolens komen daar dan ruilverkavelin gen en polderpeilverlagingen bij waardoor ze letterlijk droog komen te staan en hun functie verliezen. Om deze gevaren, meer liggend op het gebied van de ruimtelijke ordening, tijdig te onderken nen en het hoofd te bieden beschikt de Hollandsche Molen over ruim 200 biotoop wachters. In het aan hen toegewezen gebied bewaken die uitsluitend de omgeving van de molens. Dat systeem voorkomt veel onheil, maar Leo Endedijk wijst er wel op dat het vaak defensieve actie betreft. Net als Heemschut heeft ook De Hollandsche Molen wel eens het gevoel te laat te zijn of achter de feiten aan te hollen.* Vierde fase: draagvlakverbreding Wezenlijk voor de vierde fase in de strijd voor de molens is dan ook de draagvlakverbreding. Bij al die tekenaars, rekenaars en plannenma kers, maar ook bij de bewoners van een bepaald (molenrijk) gebied moet het belang van de molens een vanzelfsprekend verankerde plaats krijgen. Dat laatste houdt in dat de jubilerende vereniging, veel meer dan in het verleden het geval was, van zich zal doen spreken: in de pers, bij aanverwante organisaties, in de rechtszaal als het moet en....op Internet! De Hollandsche Molen gaat wereldwijd, alhoewel Endedijk benadrukt dat men toch allereerst mikt op Nederlandse netsurfers. Voor de komende vijf entwintig jaar vindt hij dan ook dat de vereni ging zijn positie als expert voor de technisch- inhoudelijke kant van het molenbehoud, maar ook als ontmoetingspunt voor molenliefheb bers verder moet uitbouwen. Een fraaie taak stelling naar het eeuwfeest toe, waar we hem en de vereniging van ganser harte veel succes mee wensen. Ook van de kant van Heemschutleden en - commissies houdt DHM zich aanbevolen voor tips als molens en hun omgeving in het gedrang dreigen te komen. Tel. 020-623 87 03 drs. L.H. van derMeiile is PR-medewerker Heemschut Zuid-Holland. Het Internetadres is: www.molens.nl

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1998 | | pagina 33