april 1998
Heemschut
13
Het afleggen van de eed op de Vrede van Munster, 15 mei 1648. Cerard ter Borch, 1617-1681.
Londen, National Callery.
handelsverkeer op de rivier betekenen. En dat
was het laatste waar de Staten op zaten te
wachten. De republiek zag namelijk liever de
zwakste dan de sterkste als buurman.
Toen de Staten via-via van dat handeltje
hoorden, waren ze natuurlijk in alle staten. Ze
stapten op hoge benen naar Frederik Hendrik
om te vragen hoe die ruilhandel in elkaar stak.
Volgens de prins was niemand in staat die over
eenkomst te verhinderen. De Staten-Generaal
vonden dat zo'n voorstel gelijk stond aan een
oorlog tussen de noordelijke Nederlanden en
Frankrijk, nota bene op dat moment nog bond
genoot van de bijna zelfstandige republiek. De
prins was vanaf dat moment het vertrouwen van
de Staten kwijt.
Eerbetoon
De Nederlanden vaardigden in januari 1646
acht afgevaardigden af naar Munster, (zie ook
art. op pag. 16) Op 11 januari kwamen de
Nederlandse afgevaardigden in Munster aan.
De heren werden uitbundig ontvangen: bege
leid door een ere-escorte en opgewacht door
drie ter inspectie opgestelde compagnieën
reden ze Munster binnen, in die tijd een stad
van zo'n tienduizend inwoners. De Nederlandse
onderhandelaars waren zeer verguld met die
vorstelijke ontvangst. Alleen de pauselijke nuntius
wilde de ambassadeurs niet ontvangen, zoge
naamd omdat hij niet over vervoer beschikte,
maar de Nederlanders snapten wel waar het
omging. De nuntius wilde niet praten met de
ketterse Hollanders. De Spaanse onderhande
laar Gaspar de Bragamontey Giizman, graaf van
Penaranda daarentegen maakte dat meer dan
goed. De Spanjaard zette een prachtige
ontvangst op touw in de Spaanse ambassade.
De Hollanders waren daar zeer verguld mee.
Onderhandelingen
De onderhandelingen verliepen, zeker gezien
de lange voorgeschiedenis vlot. Dat zat ten dele
in het feit dat men grotendeels de tekst van het
twaalfjarig bestand als leidraad gebruikte. Filips
IVerkende de Staatse soevereiniteit, evenals de
vrije vaart op de havens in Vlaanderen en
Brabant. De vaart op de Schelde werd ontmoe
digd door het heffen van flinke tolgelden.
Antwerpen was daardoor lastig te bereiken.
De onderhandelingen in Osnabrtick tussen
Spanje en Frankrijk liepen veel minder vlot.
Adriaen Pauw, een van de Nederlandse afge
vaardigden wierp zich op als bemiddelaar, maar
de Fransen bleven dwars liggen. Beide partijen
probeerden de Hollanders te lijmen met geld
en kostbare geschenken. Zo werden de
Nederlandse afgevaardigden onder meer
verblijd met een gouden ketting van negen
mille. Voor ieder één wel te verstaan. De
partijen zaten elkaar verder doorlopend in de
haren met intriges en gekonkel. In Munster
ging het tussen Spanjaarden en Plollanders
intussen beter: het voornaamste was dat de
twee Indische Compagnieën (VOC en WIC)
de vrije hand kregen, hun monopolies werden
erkend. Wat de godsdienst betreft: dat was een
zaak van de paus, dat moesten de Hollanders
maar met hèm regelen.
H. Nieuwenhitis is PR-medeiverker Heemschut
Overijssel.