Stadsherstel Den Haag twintig jaar
Leo van der Meule
Stadshersel Den Haag en Omgeving bestond onlangs twintig jaar.
In deze bijdrage een terugblik op het ontstaan en op wat tussen
1977 en nu bereikt werd, alsmede een voorzichtige blik in de
toekomst.
februari 1998
Heemschut
35
de zinkfabriek, door de werkers aangeduid als
het 'zink'. En voor de wetsovertreders in deze
gemeenschap was er een kleine gevangenis met
twee cellen, die tot op de dag van vandaag nog
te bezichtigen is. De wegen in het dorp werden
bedekt met ovensintels.
Het fabriekscomplex is weinig opmerkelijk.
Vooraan ligt het kantoorgebouw, waarvoor de
fundamenten in 1900 werden gelegd. Het werd
in 1950 uitgebreid door het dak met een meter
te verhogen om daar de tekenkamer onder te
brengen. Links van het kantoorgebouw ligt het
ketelhuis met een speciaal geconstrueerd, licht
dak. Dat moest er namelijk snel afkunnen met
het oog op eventuele stoomexplosies.
Schoorstenen zijn er niet te bespeuren, heel
opvallend. Ze zijn afgebroken toen in 1973
werd overgeschakeld van de thermische op de
elektrolytische produktiewijze. Daarmee was
ook de luchtvervuiling van de baan. Gevaarlijke
afvalstoffen gaven vooral de laatste jaren grote
problemen. Sluiting van de fabriek dreigde dan
ook tot voor kort, maar doordat de eigenaar, de
Australische onderneming Pasminco, instemde
met een schonere produktie op termijn is die
van de baan.
Het meest interessante deel van dit markante
fabriekscomplex, waar tot in de jaren zestig nog
een zeer patriarchale sfeer heerste en Frans
werd gesproken, blijft het 'dorp van het zink',
De bedrijfskerk van Budel Dorplein.
waarvoor rijksbescherming is aangevraagd.
De fabriek heeft thans nog zo'n 600 werkne
mers (onder hen was vorig jaar nog een 63 -
jarige kleinzoon van de gebroeders Dor),
van wie er nog circa 200 in het dorp wonen.
Overigens heeft het bedrijf de woningen afge
stoten. In totaal telt Budel Dorplein 1500 tot
2000 bewoners,. Daaromheen ligt een uitge
strekt natuurgebied.
Wibo Burgers is freelance journalist
te Noordwijkerhout.
Zoals in bijna alle gemeenten werden ook in
Den Haag in de jaren '50 en '60 allerlei groot
schalige plannen ontwikkeld voor de binnen
stad en daar moest in het gebied tussen Spui en
Rijnstraat alle oude bebouwing voor wijken.
Dat het bij de kaalslag in dit gebied gebleven is
mag zeker ten dele op het conto van Stadsherstel
geschreven worden. Wie vandaag de dag Stads
herstel Den Haag zegt, ziet niet alleen beelden
opdoemen van her en der in de stad behouden
en gerestaureerde panden, maar ook van een
heuse n.v. met aandeelhouders, een directie, raad
van commissarissen en een degelijk jaarverslag.
Het begon echter allemaal heel anders: een
viertal inwoners van de stad stak de koppen bij
elkaar om iets te ondernemen tegen het verder
gaand afbraakproces. De heren Oosterhof,
Molhuisen, Voorhoeve en Sijthoffsnaren vanuit
een flinke dosis enthousiasme en idealisme ook
bereid geld op tafel te leggen. Een investering
waarvan ze maar moesten afwachten of ze die
ooit terug zouden zien.
Met het begin-kapitaal werd een verloederd
complex aan de Oude Molstraat aangekocht,
want het viertal zag wel in dat alleen tastbare
resultaten de rest van Den Haag van het goede
van hun - op dat ogenblik toch tamelijk onbe
zonnen - stap konden overtuigen. Een moei
zame restauratie kwam op gang en tegelijkertijd
ging het werven van nieuwe investeerders
onder de Haagse bevolking en het bedrijfsleven
door. De grootste slag werd geslagen met het
binnenhalen van de banken en de gemeente als
deelnemers in het kapitaal.
Ook particulieren werden aangestoken en
begonnen erin te geloven dat op deze manier
Waar het allemaal begon, de panden van het
eerste uur aan de Oude Molstraat.