28 Heemschut Achterzijde eikenhouten deur, dichtgezet, links de spil van de laat gothische spiltrap, na restauratie Zolderverdieping: eiken houten deur 2de helft 16de eeuw, bij restauratie, grijs geverfd Schrijverskapel, grafsteen ridder Berck, oorspronke lijke vindplaats minder broedersklooster, bij restauratie hier geplaatst Algemene beginselen van behoorlijk bestuur Heemschut voert aan dat de beschikking in redelijk heid niet tot stand had kunnen komen indien eerst het advies van de Monumentenraad zou zijn afgewacht [zorgvuldigheidsbeginsel] en bouwhistorisch en archeologisch vooronderzoek zou zijn verricht [onder- zoeksbeginsel], op grond waarvan een redelijke afwe ging kan worden gemaakt tussen het belang van het monument en dat van de daarin onder te brengen functie, waarbij de weegschaal ook behoorlijk wordt gehanteerd [wegingsbeginsel]. Heemschut meent tenslotte dat de redengeving voor de toestemming Tö - in de beschikking niet nader omschreven begrippen als 'bestuurlijke argumenten' en een 'nieuwe functie' - onvoldoende toereikend is om als motivering te kunnen worden aangemerkt, [motiveringsbeginsel] De procedure voor de Raad van State De procedure is bijzonder omvangrijk geweest en omvat twee bodemprocedures en vier voorlopige voorzieningen. De eerste bodemprocedure betreft de monumentenwet 1988, de tweede de bouwvergunning. De voorlopige voorzieningen betreffen beide procedu res. Een beroepsschrift krachtens de monumentenwet heeft een opschortende werking, met andere woorden: er kan niet worden begonnen. Deze bijzonder zinvolle bepaling in de wet moet voorkomen dat het object al gesloopt zou zijn nog voordat de vraag of dat wel kan door de Raad van State is beantwoord; dat immers zou aan de beroepsprocedure iedere zin ontnemen. Daar kan weer onderuitgekomen worden middels een zoge heten voorlopige voorziening, soms wel vergeleken met een kort geding procedure in het burgerlijk recht. Aan de voorzitter van de afdeling rechtspraak van de Raad van State wordt verzocht -in dit geval door de eigenaar, de gemeente Dordrecht, om de opschorting op te heffen met als argument dat door het tijdsverloop dat de bodemprocedure zou vergen, de gebruiker zou afhaken. Heemschut voert daar tegen aan dat, gelet op de ernstige sloopconsequenties voor het pand, het in de rede ligt om eerst de uitspraak van de minister af te wachten. Het verzoek wordt niet gehonoreerd en de zaak komt vervolgens voor bij de departementale bezwaarschriftencommissie, die de bezwaren onge- februari 1997

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1998 | | pagina 30