28
Heemschut
juni 1997
Oude veenwoningen.
afgelegen streek werd in de tweede helft van de
vorige eeuw ontsloten door de aanleg van
kanalen zoals de Hoogeveense vaart, het
Stieltjeskanaal en het Oranjekanaal.
Tot aan de Eerste Wereldoorlog begon steen
kool opgang te maken als brandstof. Maar
tijdens de oorlog waren de grenzen gesloten en
steenkool werd schaars. Dat leidde tot een bijna
triomfantelijk terugkeer van turf als brandstof.
De prijzen stegen rap, er ontstond een gebrek
aan arbeidskrachten en de lonen gingen daar
door spectaculair omhoog. Er werd goed geld
verdiend in het veen. Bij duizenden stroomden
arbeiders naar Zuidoost-Drenthe.
Na de Eerste Wereldoorlog, werd steenkool
weer in grote hoeveelheden aangevoerd. De
prijzen van turf kelderden en er ontstond een
massale werkloosheid. Duizenden mensen
kwamen in bittere armoede te verkeren. Dat
bracht het provinciaal bestuur van Drenthe
ertoe een modern aandoende vorm van public
relations te bedrijven: in het begin van de jaren
'20 werd om geld bijeen te brengen het
Kurhaus in Scheveningen afgehuurd. Daar
konden de gegoede burgers voor veel geld
dansen en champagne drinken.
De leef- en werkomstandigheden van de arbei
ders waren meestal slecht, zeker in het laatste
bedrijf van de vervening. De veenarbeiders,
goeddeels afkomstig uit de vroegere veengebie
den in het noorden, leefden met hun vaak grote
gezinnen op het veen in keten en hutten.
Mannen, vrouwen en kinderen maakten lange
en zware dagen in het veen tegen een schamel
loon. Vaak was de veenarbeider volledig afhan
kelijk van zijn baas, door wie hij meestal
schaamteloos werd uitgebuit.
Het werk in het veen was niet alleen zwaar,
maar ook gevaarlijk. Turf is zeer brandbaar en
er kwamen dan ook met grote regelmaat veen
branden voor. Zo was er in mei 1917 een grote
brand in het veen, die aan 16 mensen het leven
kostte.
Veenpark
Vooral de laatste fase van de vervening vinden
we terug in het nationale veenpark in Barger-
Compascuum, dichtbij Emmen. Het museum
park is gesticht in 1966 op initiatief van vroe
gere veenarbeiders, die de ellende van dichtbij
hebben meegemaakt. Aanleiding was het
honderdjarig bestaan van het dorp.
Het idee om een veendorpje, zoals dat bestond
in het begin van de 2 0ste eeuw na te bouwen,
vond veel bijval.
Het museumdorp kende een bescheiden begin.
In de jaren '90 bleven moeilijkheden niet uit.
Onder de naam 'Aards Paradijs' - een verbrede
opzet van het museumpark - ging het zelfs fail
liet. 'Kennelijk aassocieert men de veenhistorie
niet met een gezellig dagje uit,' zei toen een
medewerkster van het park. Vorig jaar begon
het veendorp opnieuw onder een nieuwe eige
naar, maar dan wel weer als nationaal veenpark.
Het park heeft een tentoonstellingshal met een
vaste expositie over wonen en werken in het
veen. Verder is er het gereconstrueerde hoog-
De villa van Dommers aan het naar hem
vernoemde kanaal.
veendorpje, waarmee het veenpark van start
ging. We zien hier veenketen en plaggenhut
ten, maar ook de wat betere woningen uit die
tijd. Ook is er een gereconstrueerd veenkoloni
aal dorp met o.m. een turfstrooisel- en aardap
pelmeelfabriek voorzien van stoommachines.
Er rijdt een veentreintje en op de veengrond
staan oude verveningsmachines.
Ook herbergt het park een authentiek kerkhof,
dat al sinds 1876 bestaat. Er staan zwarte
ijzeren kruisen op de graven. Er hangt een lijst
met de namen van de mensen, die hier begra
ven zijn. Wie de lijst naloopt en kijkt naar de
leeftijden, houdt even de adem in: velen stier
ven heel jong.
Nieuw-Amsterdam
Ook buiten het veenpark zijn er sporen van
de activiteiten van weleer, bij voorbeeld in de
omgeving van het zogeheten Amsterdamse
veld tussen Nieuw-Amsterdam en Nieuw-
Schoonebeek.
Dit enorme veencomplex kreeg zijn naam van
de Amsterdamse onderneming, die hier onder
de naam Drentse Landontginning Maatschappij
in de vorige eeuw met de vervening begon.
Wanneer we in Nieuw-Amsterdam de richting
Schoonebeek nemen, rijden we langs het
Dommerskanaal. Dommers was eens de
directeur van de Drentse Landontginning
Maatschappij. Aan de andere kant van het
kanaal staat de villa La Paix, waar Dommers
woonde. Wanneer we vervolgens linksaf slaan
komen we langs een oude turfstrooiselfabriek,
nu het 'Turfcafé'. Rijdend in de richting
Weiteveen komen we spoedig in het
Amsterdamseveld. Van de twee turfstrooisel-
fabrieken, die hier stonden, is er een gesloopt.
De andere is het onderkomen van de Stichting
Industrieel Smaalspoor Museum, die een
collectie smaalspoormaterieel beheert.
Wie nog wat dichter bij de veenhistorie wil
komen, moet ook even de grens overgaan,
naar Emsland. Hier is de vervening laat op
gang gekomen. Ook nu zijn er nog enkele
bedrijven, die (tuin)turf produceren. Het
Emsland-Moormuseum in Gross Hesepe
vertelt de geschiedenis van de vervening in dit
gebied met de nadruk op de oude techniek, die
hier werd gebruikt.
Met uitzondering van enkele beschermde
stukken is het veen in ons land verdwenen.
Komt het ooit terug? Dat wordt geprobeerd
door Staatsbosbeheer. Deze organisatie wil het
Amsterdamseveld zoveel mogelijk terugbren
gen in de oorspronkelijke staat. Op natuurlijke
wijze moet aansluiting worden gezocht bij het
aangrenzende hoogveenreservaat Bargerveen.
Misschien dat over vele tientallen jaren zich
hier weer hoogveen zal vormen.
Wibo Burgers is onze medewerker industrieel
erfgoed.