Op het spoor van de turfsteker Wibo Burgers In de helft van de jaren negentig kwam er een eind aan de veenar- beid in de zuidoostelijke hoek van Drenthe. In het landschap van deze streek zijn echter nog veel sporen van de vroegere vervenin gen uit de periode 1850-1940 te vinden. juni 1997 Heemschut 27 In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog was het er nog: het landschap van het hoogveen, waarin turfstekers hun werk verrichten. Dat beeld is voorgoed verdwenen, maar in de vroe gere veenkoloniën Groningen, Friesland en Drenthe herinnert nog veel aan het verleden. Denk alleen maar aan het karakteristieke tot aan de horizon reikende zwarte akkerland, de talrijke rechte kanalen, wegen met rijen bomen erlangs en de oude veendorpen met lintbebou wing. Dit is het land, waar gedurende eeuwen het 'bruine goud' werd gewonnen. Turf was immers in het verleden een veel gevraagde energiebron voor zowel ambachtelijk-indus- trieel als huishoudelijk gebruik. Het werk was zwaar, maar in sommige perioden werd er veel geld verdiend in deze bedrijfstak. Pas na 1880 - bij de opkomst van steenkool als energiebron - viel de werkelijkheid samen met het beeld dat bij veel mensen is blijven bestaan over de vervening in ons land: bittere armoe en barre werkomstandigheden. Het werken in het veen was toen echter al ten dode opgeschreven. Ten onrechte heeft daardoor de gehele veen- historie een negatief imago gekregen. Veenvorming Hoe is het veen er gekomen? Zo'n zesduizend jaar geleden begon de vorming van veen in moerassige plassen in het dal van het riviertje de Hunze. Hier verzamelde zich het afgestor ven materiaal van planten, die in het water hadden geleefd. Geleidelijk vormde zich een moerasbos, mede onder invloed van de groei van riet. In perioden met veel regen ontwik kelde zich het veenmos, een wat raadselachtige plant, die water goed kan vasthouden en eigen lijk niet meer nodig heeft om tot een ongebrei delde groei te komen. De veenmossen verstik ten in hun onstuimige opmars de wortels van de bomen. Zo ontstond in de loop van duizenden jaren een forse veenlaag. Hoogveen bevindt zich boven de waterspiegel, laagveen eronder. Naar gelang van hun ouder dom zijn er verschillende soorten veen te onderscheiden. De oudste veenlaag is het darg- of baggelveen. Verder onderscheidt men schep - of zwartveen, en bolster- of grauwveen. Uit deze laatste, bovenste veenlaag wordt turf- strooisel gemaakt, dat vroeger werd gebruikt als bedekking voor stalvloeren. Zwartveen wordt gebruikt voor de fabricage van actieve kool. De Purit-fabriek in Klazienaveen zet zwarte turf om in actieve kool voor de productie van onder andere filters en medicijnen als Norit (tegen maag- en darmbezwaren). In december 1994 werd voor dit bedrijf de laatste veenarbeid in ons land verricht. Eerder was trouwens al officieel afscheid genomen van de winning van industrieturf in het zogeheten Amsterdamseveld, tussen Klazienaveen, Weiteveen en Nieuw- Amsterdam. Al omstreeks 1550 begon de exploitatie van de Friese hoogvenen in de omgeving van Heerenveen, 50 jaar later kwam de systemati sche afgraving van het immense Bourtanger veengebied, dat zich uitstrekte over het ooste lijk deel van Groningen, Drenthe en het aangrenzende deel van Duitsland, op gang. Ook werden de grote venen bij Meppel, Hoogeveen en Leek ontgonnen. 'Aan snee' Zuidoost-Drenthe was het laatste grote veen gebied in ons land dat 'aan snee' kwam. Dat gebeurde in de periode 1850-1940. Deze nogal Stoomlocomobiel in het Nationale Veenpark. Deze machine verlichtte het werk in het veen aanzienlijk.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1997 | | pagina 29