Kleur in en op oude gebouwen m Het belang van onderzoek naar historisch kleurgebruik wordt vaak onder schat. Er is wel een toenemende belangstelling voor het schilderen van oude gebouwen maar informatie over traditionele kleuren ontbreekt nogal eens. Meestal neemt men zijn toevlucht tot kleuren als: licht Bentheimergeel, rode dodekop en staridgroen. Dat zijn behoudende, ingetogen kleuren waar men zich niet dadelijk een buil aan valt. Onze historische binnensteden vertonen daardoor wel een rigide, gestandaardiseerd kleurbeeld. Dat is jammer. Het historische kleurenpalet was veel afwisselender. OLGAVAN DER KLOOSTER v> Us -V rvL *- Ik- Kleur speelt een belangrijke rol bij de imitatie van bouwmaterialen. Hier: imitatie van 'sjiek metselwerk', bestaande uit pleister en kleur over onregelmatig 'lelijk' metselwerk. Zo levert de traditionele bereidings wijze van de 'Bentemer couleur', een kleur waarmee men Bentheimer zand steen overschilderde of imiteerde, een heel scala aan donkere en lichte okers. Variatie was ook nodig, de zandsteen komt namelijk in allerlei kleurgrada ties voor. Bepalend voor de kleurkeuze was natuurlijk ook de heersende mode. Tot nog toe wordt aangenomen dat donkere okers vooral in de 16de en 17de eeuw favoriet waren. Uitgebreider onderzoek naar 'kleurentrends' in de architectuur is echter wel nodig. Spaansgroen Het stijve kleurenschema in het historische stadsbeeld is ook niet altijd historisch juist. Standgroen, een donkergroene kleur, ook wel monu- mentengroen genoemd, werd pas in 1809 ontdekt. Toch past men het ook op oudere gebouwen toe.1 Spaansgroen zou een betere kleur zijn geweest, Deze kleur wordt veelvuldig in oude bouwbestekken (16de eeuw e.v.) vermeld. Tegenwoordig is de kleur welhaast onbekend. Door de giftigheid raakte het in onbruik. Maar het is met moderne verfprodukten goed na te maken! Uit mijn onderzoek naar historische pigmenten en bouw bestekken dat ik voor mijn werk als kleuradviseur doe, blijkt spaansgroen een transparante blauw-groene kleur die met loodwit vermengd - dat deed men om de verf'lijvig' en duurzaam te maken - zachtblauw wordt. Dat is nou typisch een kleur die men niet direct op oude gebouwen verwacht, zeker niet als men het ingetogen standgroen gewend is.2 Kleuronderzoek noodzakelijk Hoe noodzakelijk onderzoek naar historisch kleurgebruik eigenlijk is, werd ook onderschreven op de studie dag 'Kleur in en op oude gebouwen', Kennis van de eigenschappen van verfproducten is noodzakelijk om schade te voorkomen. Hier: isolerende verf, waarachter vocht bij bevriezing uit elkaar zette, (foto's Olga van der Klooster). van 22 november jl. in het Nationaal Restauratie Centrum (NRC) in Amsterdam. Vijf gastsprekers bena derden het thema vanuit verschillende diciplines. Boeiend was de lezing van de heer De Keyzervan het Centraal Laboratorium voor Onderzoeknaar Objecten van Kunst en Wetenschap in Amsterdam. De Keyzer analyseert verfmonsters op chemische eigenschappen en bekijkt ze onder een microscoop. De Keyzer stelt dan vast hoeveel verflagen er zijn, welke pigmenten en bindmiddelen zijn gebruikt en of er verkleuringen zijn opgetreden. Die gegevens zijn zeer waardevol. Men kan bijvoorbeeld kleurentrends door de tijd heen vaststellen. Men kan zien wat een plamuurlaag en wat een afwerkings laag is. Deze lagen zijn op het oog moeilijk te onderscheiden. In de praktijk gebeurt het wel eens dat bij kleurreconstructie de verkeerde kleur wordt gekozen, namelijk die van de plamuurlaag. Ook gegevens over verkleuring zijn essentieel. Loodwit, een pigment dat haast in alle oude verfprodukten is verwerkt, kan onder bepaalde omstan digheden lichtgrijs tot zwart verkleu ren. Kleurverandering kan meestal slechts door chemisch onderzoek geconstateerd worden. Krabben in de verf alleen is dus niet voldoende, men loopt de kans een verkeerd kleurbeeld vast te stellen. 29

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1996 | | pagina 29