De 'illusie' van het industrieel
erfgoed
Prof. H.W. Lintsen somber, maar ziet uitweg in integrale aanpak
JAAP KAMERLING
Het gaat niet goed met ons industrieel erfgoed. De toekomst ervan ziet er somber
uit. Pessimistische uitlatingen van prof. dr. ir. H. W. Lintsen, hoogleraar aan
de TU's van Delft en Eindhoven tijdens de Nationale Monumentenstudiedag
van het NCM op 22 maart in Maastricht.
Molen De Eendracht in Wageningen, zoals die er tot januari 1996 nog uitzag (foto H. den Ouden).
Waarop stoelt de sombere visie van
de hooggeleerde? Het ging toch goed
met ons industrieel erfgoed? Tien jaar
geleden werd nog regelmatig de nood
klok geluid en vielen monumentale
schoorstenen om als luciferstokjes.
Maar inmiddels is het wonen in voor
malige bedrijfshallen bijna even popu
lair geworden als in oude Amsterdamse
pakhuizen, signaleert de hoogleraar.
Hotel New York, het voormalige
onderkomen in Rotterdam van de
Holland Amerika Lijn is al maanden,
vooruit volgeboekt.
Toch wordt het industrieel erfgoed
wel degelijk bedreigd, meent prof.
Lintsen. En dat is ernstig want indus
triële monumenten als oude fabrieken
en oude spoorwegoverkappingen zijn
relicten, die een afspiegeling vormen
van en verwijzen naar het zeer ingrij
pende veranderingsproces van de
laatste anderhalve eeuw. Industriële
monumenten zijn essentieel voor
ons collectief geheugen.
Welke bedreigingen ziet de hoogleraar?
Zelfvernietiging techniek
Allereerst de enorme zelfvernieti
gingskracht en de alomaanwezigheid
van de techniek zelf.
T echnisch-maatschappelijke revolu
ties volgen elkaar in snel tempo op.
De eerste, tweede en derde industriële
revolutie hebben we reeds achter de
rug en een nieuwe is al aan de gang.
Informatica, biotechnologie, micro-
electronica en materialentechnologie
zijn hiervan de motoren. Het aantal
uitvindingen en ontdekkingen is nog
nooit zo groot geweest als in deze
eeuw. Elke dertig jaar verdubbelt
zich onze natuur- en technisch
wetenschappelijke kennis. En van
alle onderzoekers en ingenieurs die
ooit op aarde hebben geleefd leeft 80
procent op dit moment. Zij zijn voort
durend bezig de wereld om ons heen
te herscheppen met als gevolg dat het
bestaande voortdurend wordt vervan
gen en afgebroken. De 20ste eeuw zal
volgens prof. Lintsen achteraf bekend
staan als een zeer dynamische maar
ook een zeer vluchtige eeuw. Van
deze eeuw zal weinig materieels over
blijven. Van de materiële cultuur zal
uiteindelijk maar een paar procent
resteren, verwacht de hoogleraar.
En hoe zal het met de kwaliteit
daarvan zijn gesteld?
Monumenten 'gegijzeld'
Daarover is Lintsen ook nogal
somber. Kenmerk van de moderne
techniek is namelijk, dat zij het dage
lijks leven in alle opzichten door
dringt. Ook monumenten ontkomen
niet aan haar invloedssfeer. Welk
nieuw gebruik men monumenten ook
toekent, zij moeten worden aangepast
aan de eisen van de tijd. Dat wil
zeggen, dat zij bereikbaar voor het
autoverkeer, voorzien moeten zijn van
centrale verwarming, aangesloten op
riolering en andere openbare voorzie
ningen en verbonden met telefoon, fax
en internet. Door monumenten lopen
kabels, buizen en leidingen, die niets
met het oorspronkelijke bouwwerk
van doen hebben. Ernaast of eronder
worden parkeerruimten gebouwd. Ze
moeten voldoen aan moderne normen
van hygiëne en luxe. En tegelijkertijd
worden zij ontdaan van hun oorspron
kelijke artefacten: machines, meubels,
sanitaire voorzieningen etc. Waar blijft
dan nog hun historische identiteit?
Industriële monumenten mogen dan
hun architectonische waarde enigszins
behouden, de cultuurhistorische waarde
wordt zeer beperkt. Prof. Lintsen
spreekt in dit verband van 'gegijzelde
monumenten'.
Compacte stad
Maar er is nog een bedreiging. Kon
men in de jaren tachtig planologen
nog horen zeggen, dat 'Nederland af
was - De Deltawerken waren klaar, de
woningnood 'opgelost' en de infira-
10