Ook 'Europa' doet aan monumentenzorg
LEO VAN DERMEULE
Gelukkig was er weer een uitgebreide persmap. Het was me op de
jaarlijkse NCM-studiedag op 31 maart in Zwolledit keer gewijd aan de
monumentenzorg in internationaal verband, anders beslist te veel geworden.
Een dag vol regelingen, commissies, richtlijnen, nota's en vooral vrij veel
onzekerheid en onduidelijkheid. Als het heden al zo ondoorzichtig is, wat
heejt monum.entenzorgend Europa dan van de toekomst te verwachten?
Rafael-programma
Onderhoudsplicht node gemist
Initiatief Heemschut
Oud-NCM voorzitter H. Vonhojf
opende met een luchtig betoog, dat
het eigene van ons land en ons monu
mentenbestand afbakende: kleinscha
ligheid en grote verscheidenheid op
een beperkt oppervlak kenmerken ons
bouwkundig erfgoed. Onze cultuur
wordt, net als onze handel en industrie
trouwens, sterk bepaald door een open
omgang met de gebieden om ons
heen. Tot op de dag van vandaag
vindt een doorlopende kruisbestuiving
plaats tussen Nederland en de rest van
de wereld. Daar kunnen beide partijen
beter van worden in meer dan een
opzicht en ook de zorg voor het cultu
reel erfgoed kan en mag daarvan
meeprofiteren.
Dat die mogelijkheid er binnenkort
in versterkte mate zal zijn werd uit de
doeken gedaan door mevrouw Selfslagh,
voormalig beleidsmedewerker voor
het historisch erfgoed bij de Europese
Commissie. Zowel de Raad van
Europa als de EG 'doen' aan monu
mentenzorg op Europees niveau. De
Raad wil in de toekomst zelfs trachten
het recht op cultuur, erfgoed en verle
den te koppelen aan de (basis)rechten
van de mens. Het organiseren van de
Europese (Open) Monumentendagen
is een van de meer educatief gerichte
activiteiten onder auspiciën van de
Raad. Het budget voor 1995 bedraagt
een krappe anderhalf miljoen gulden,
veel meer dan het organiseren van
vergaderingen en hoorzittingen is
daarmee niet mogelijk. De EG heeft
meer geld te verdelen, zo'n 17
miljoen, maar vraagt het nodige aan
inventiviteit en doorzettingsvermo
gen. Gebaseerd op de cultuurpara
graaf (art. 128 van het Verdrag van
Maastricht) werd het Rafaël-
programma als nieuw beleidsinstru
ment ontwikkeld. Een aantal EG-
ontwikkelingsprogramma's, die niet
direct met cultuur te maken hebben,
verschaft wel financieringsmogelijk-
heden voor monumentenzorg-projec
ten. Bepaalde werkgelegenheids- en
onderzoeksprogramma's bijvoorbeeld.
Volgens 'Rafaël' moeten projecten
vernieuwend, grensoverschrijdend en
aanvullend t.o.v. reeds lopende natio
nale en regionale projecten zijn. Wie
subsidie aanvraagt zal ook bedacht
moeten zijn op de nodige bureaucrati
sche voetangels en klemmen en mag
vooral nergens aan beginnen voordat
alle handtekeningen gezet zijn. Twee,
ongetwijfeld dikke, gidsen, 'More
Bread and Circusses. Who does what
for the Arts in Europe?' en de 'Rough
Guide', moeten de monumentenzor-
ger met Europese aspiraties op weg
helpen. Hij moet beseffen dat hooguit
een kwart van zijn totale begroting
door de EG gefinancierd wordt en dat
sommige fondsen meer dan duizend
aanvragen om financiële bijstand te
verwerken krijgen!
Jhr.ir.L.L.M. van Nispen tot Sevenaer
maakte duidelijk, dat eigenlijk alleen
de categorale organisaties, gericht op
een bepaalde soort monumenten b.v.
kastelen, elkaar op Europees niveau
hebben weten te vinden. Voor het
overige lijkt versnippering en verwar
ring nog troef. De spreker stipte nog
aan dat Europese gelden veelal ten
goede plegen te komen aan projecten
en 'starters' en niet aan de reeds
bestaande verenigingen die bijna
bezwijken onder hun gewone structu
rele kostenlast. Maar men werkt ook
te weinig samen en weet de weg niet
om gezamenlijk druk uit te oefenen op
politiek/ambtelijk Europa. Ook Van
Nispen zag zorg voor het cultureel
erfgoed als basisvoorwaarde voor een
menselijk bestaan. Bedreiging van dat
erfgoed vraagt om stellingname, al lijkt
dat stelling nemen soms op een gevecht
niet voor maar tegen windmolens.
De heer Zelissen, burgemeester van
Grave, ging vervolgens in op de samen
werking die tussen allerlei gemeenten
in Europa gestalte heeft gekregen. Er
is nog niet zo vaak sprake van het
uitwisselen van kennis en ideeën
aangaande monumentenzorg maar de
eerste voorbeelden (o.a. Utrecht-Brno
en Hoorn-Pribam) stemmen hoopvol
en laten in ieder geval wat meer concrete
resultaten van de samenwerking zien.
Tot zover Europa, maar nu ons eigen
kleine land met zijn grote monumen
tenzorgen.
Waren de op het thema gerichte
lezingen voornamelijk informatief van
karakter, anders gesteld was het met de
inleidingen aan het begin van de dag.
Burgemeester J. Fransen van de
gemeente Zwolle, tevens voorzitter van
Heemschut, en de heer//. Lammers,
voorzitter van het NCM, hekelden de
opstelling van het Rijk waar het gaat
om het toekennen van machtsmidde
len en geld aan de monumentenzorg.
Zo wees Fransen op de gebrekkige
mogelijkheden die gemeenten hebben
om iemand die zijn monument niet wil
onderhouden daartoe met de wet in de
hand te dwingen. De wet ontbeert
gewoon werkbare straf- en dwangre-
gels. Lammers prees staatssecretaris
Nuts gelukkig met het grote en goed
georganiseerde particuliere veld in
Nederland, daarmee is het over de
grenzen vaak anders gesteld. Maar
tegelijkertijd bekritiseerde Lammers
de bewindsman vanwege het feit dat
hij, een jaar na dato, nog steeds niets
ondernomen heeft op basis van het
Strategisch Plan voor de
Monumentenzorg. Om de sinds 1985
opgelopen achterstand ongedaan te
maken is gedurende tien jaar per jaar
zo'n 140 miljoen extra nodig. De
staatsecretaris komt met slechts vijf
miljoen.
Met name Heemschut vroeg bij
monde van de heer Van Brederode,
directeur van het NCM, wat de zaal
ervan vond deze kritische geluiden
direct onder de aandacht van de staats
secretaris te brengen. De zaal knikte
instemmend.
Vijf miljoen, tien miljoen...dergelijke
bedragen hebben van het Rijk uit
bezien meer iets van een gewetensus-
sertje en komen op het veld over als
zo'n zoet, rechthoekig snoepje dat ze
in Zwolle een balletje noemen, een
zoethoudertje. Als we de heer
Lammers mochten geloven laten we
ons daar toch niet mee afschepen. De
staatssecretaris hoort er ongetwijfeld
meer van.
Leo van derMeule is lid van de PC
Heemschut Zuid-Holland
41