Intensieve veehouderij, milieu en
monument
Een gespannen verhouding?
Aan de landbouw worden steeds strengere milieu-eisen gesteld en dat is maar
goed ook. Echter, de stringentere milieu-wetgeving heeft ook zo haar nadelen:
een boerderij die leeg komt te staan, kan niet altijd meer een woonbestemming
krijgen. Een knelpunt dat zorgen baart, en waar niet zo maar een oplossing
voor gevonden kan worden.
MATH BERKERS
Boerderij 'Den Vriezen Sathe'toen die nog bewoond werd. (foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg).
Boerderijen zijn bedrijfsgebouwen.
Waarschijnlijk is dit de reden waarom
we oude boerderijen zo mooi vinden.
Boerderijen zijn ontworpen vanuit een
duidelijke functie: het stallen van vee,
het opslaan van akkerbouwprodukten
of het koelhouden van zuivel. Het zijn
eenvoudige gebouwen, zonder al te
veel tierelantijnen. De grote regionale
verschillen die er vroeger binnen de
landbouw bestonden, hebben geleid
tot een scala aan boerderijtypen: stolp,
hallehuis, kop-hals-romp, etc.
De huidige uniformiteit van de land
bouw vormt dan ook een bedreiging
voor deze historische verscheidenheid.
Moderne ligboxenstallen en opslag
loodsen zijn in heel Nederland nage
noeg uniform. Het uitoefenen van een
boerenbedrijf in een historische boer
derij vraagt veel inventiviteit van de
boer: iedere keer weer zal hij een
afweging moeten maken tussen het
economisch belang en de historische
waarde van zijn bedrijfsgebouw. Soms
echter is een boer zijn historisch bezit
liever kwijt dan rijk. Het bedrijfsge-
deelte van de boerderij gebruikt hij
alleen nog maar als opslagruimte en
het woonhuis is door achterstallig
onderhoud vochtig en ongerieflijk
geworden. Gaat het om een niet-
monument dan is de wetgever meestal
heel coulant: naast de oude boerderij
mag een nieuw woonhuis gebouwd
worden. Is er al een tweede dienst
woning aanwezig dan wordt in het
bestemmingsplan-buitengebied vaak
de voorwaarde gesteld dat de oude
boerderij wordt afgebroken. Zo zijn
de afgelopen decennia ongemerkt heel
wat boerderijen verdwenen.
Betreft het echter een 'monument'
dan ligt de zaak niet zo eenvoudig:
een sloopvergunning wordt, laten we
hopen, niet afgegeven. De boer kan
eigenlijk alleen maar proberen zijn
oude boerderij te verkopen. Maar dan
komt de huidige milieu-wetgeving om
de hoek kijken.
Den Vriezen Sathe
Een actueel voorbeeld biedt de
boerderij 'Den Vriezen Sathe', De
Nije Sleat 5 te Jonkerlan, gemeente
Opsterland. Den Vriezen Sathe is een
Zuidfriese kop-romp-boerderij. Het
voorste gedeelte van de schuur heeft
een verdieping. Tussen de twee
vensters van deze verdieping is een
grote gevelsteen ingemetseld met het
jaartal 1769. Het bovenste stuk van de
achtergevel, tot onder het wolfseind,
heeft een houten betimmering. Den
Vriezen Sathe is de laatste boerderij
van dit type in deze streek.
Den Vriezen Sathe staat nu ruim
acht jaar leeg en de gevolgen laten zich
raden: de onderhoudstoestand is slecht
en het dak is al voor een deel ingestort.
De huidige eigenaar is toentertijd in
de ernaast gelegen dienstwoning gaan
wonen. Om een heel begrijpelijke
reden: het woongedeelte is erg donker
en vochtig en een van de gezinsleden
bleek hier niet goed tegen te kunnen.
Minder begrijpelijk is het echter om een
Rijksmonument zo te laten verkrotten.
Na jaren van verwaarlozing werd door
de eigenaar een sloopvergunning
aangevraagd. Heemschut diende een
bezwaarschrift in. De sloopvergunning
werd door de gemeente geweigerd.
Het hierna ingediende bezwaarschrift
van de eigenaar vond geen gehoor.
Restauratie van de boerderij is voor
de eigenaar geen serieuze optie. De
verzekeringspremies zijn hem te hoog
en door de jarenlange verwaarlozing is
een restauratie een erg kostbare
aangelegenheid geworden. Begin
jaren '80 is het Monument door een
ruilverkaveling in zijn bezit gekomen.
37