Station Scheemda. Op de bovenverdieping woont een gezin. Beneden is de Stichting Welzijn Ouderen
Scheemda gevestigd.
Heemschut, vormden in al die jaren de
kern van de onderhandelingsdelegatie
voor de drie monumentenorganisa
ties. Een steeds terugkerend probleem
in die onderhandelingen was, dat de
NS gebouwen slechts wilde laten staan
als ze er geen financiële offers voor
hoefde te brengen. Volgens de NS was
de hoofdrol in dat opzicht weggelegd
voor de overheid. Daardoor bevonden
de monumentenorganisaties zich
tussen twee vuren: NS en de gemeen
ten. Hoestra: 'Om wat te bereiken was
medewerking van de gemeente onmis
baar, want de NS vond restauratie en
voorzetting van de exploitatie van de
stations te duur. Gemeenten moesten
zich daarom eerst garant verklaren.
Maar die waren daar moeilijk toe te
bewegen, omdat de gebouwen niet
van hen waren.'
Toch lukte het vaak de plaatselijke
overheid, en een enkele maal zelfs de
provinciale, over te halen. Soms werd
daarbij zelfs de Haagse politiek inge
schakeld. Zo stelde mevrouw Van
Oomen, destijds Tweede Kamerlid
voor het CDA, vragen over het
behoud van het station in Echt. Zij
voelde zich sterk bij die zaak betrok
ken, omdat ze uit de streek rond Echt
afkomstig is.
Niet alleen succes
Maar er werden niet louter successen
geboekt. Zo ging het mis bij de
stations Beesd en Hoogezand, die
beide werden afgebroken. Hoestra
over dat laatste station: 'De sloop van
Hoogezand in 1989 was daarom zo
teleurstellend, omdat eigenlijk alle
betrokken partijen het gebouw wilden
behouden. Er was een indrukwek
kende lijst van geschikte hergebruikers
voor het gebouw, dat zelfs groot
genoeg was om er een bedrijvencen
trum in te vestigen.' Over de oorzaken
van deze mislukte reddingspoging,
concludeert Hoestra in een verslag
van september 1990: 'Een belangrijke
rol heeft de te geringe inzet van de
gemeente gespeeld, tezamen met het
toekennen van een te groot gewicht
aan de medewerking van de
gemeente.'
NS ziet ook eigen belang van behoud
Verloren gingen ook het station in
Nieuw-Amsterdam, Gronsveld en een
aardige personeelswoning in Heino.
Zelfs het station Hulshorst leek
eenzelfde lot beschoren, ondanks dat
het de status had van rijksmonument.
De drie monumentenorganisaties
wisten dit station ternauwernood te
redden. Toch constateert Hoestra dat
de NS nu inziet dat het behoud van
spoorwegstations ook in hun eigen
belang kan zijn. 'Daarbij speelt ook
een grote rol dat we van 1986 tot 1990
een hele golf hadden van bedreigde
gebouwen, maar dat nu de ergste
gevallen achter de rug zijn', aldus
Hoestra.
Hergebruik
Niet alle gerestaureerde stations
krijgen altijd hun oorspronkelijke
functie terug. Een belangrijk aspect
van het werk van de drie stichtingen,
was het tijdig vinden van geschikte
gegadigden, die na restauratie het
behouden pand wilden gebruiken.
'We waren op dit punt vaak succesvol',
vertelt Hoestra. 'De mensen die we er
voor vonden, bleken vaak bereid om
ook zelf financieel, of door klussen, bij
te dragen aan het opknappen en
onderhouden van de gebouwen.'
Een voorbeeld is het oude station van
Soest, waar nu een architecten-echt
paar woont en werkt. Zij hebben het
gebouw van binnen en van buiten een
fraai aanzien gegeven. 'Alle gebouwen
hebben goede en dikwijls zeer sympa
thieke vormen van hergebruik gekre
gen', schrijft Hoestra in het genoemde
verslag.
Historische argumenten spelen uiter
aard een belangrijke rol voor Hoestra.
'Monumenten die we hebben kunnen
redden vertegenwoordigen een
belangrijk deel van de Nederlandse
spoorweghistorie', vertelt hij. 'Ze,
bevatten een heel scala aan stijlen.
Iedere particuliere spoorwegmaat
schappij had zijn eigen stijl, die nog
steeds in de spoorwegstations is terug
te vinden.'
Ook andere argumenten
Maar naast historisch-architectoni-
sche argumenten heeft Hoestra ook
andere redenen voor het behoud van
spoorwegmonumenten. Volgens hem
beseften de spoorwegen 'onvoldoende
dat vervanging van een normaal
stationsgebouw door onbemande
wachthuisjes met veel glas, leidt tot
vandalisme en een lugubere sfeer.
Bovendien is het steeds duidelijker
geworden dat de gebouwen voor meer
zaken te gebruiken zijn. Ook de spoor
wegen zien dat nu in.' Bijvoorbeeld
voor wonen of werken, of ook voor
service van de NS aan hun klanten
door verkoop van koffie, bloemen of
het openen van een kiosk. Door dit te
combineren met de kaartverkoop
zouden de stations ook langer open
kunnen blijven.
Dat betekent dat het behoud van
historische stationsgebouwen in veel
gevallen van strijdpunt tot gemeen
schappelijk belang kan worden. Het
maakt stations aantrekkelijker voor de
reizigers omdat vandalisme en het
gevoel van onveiligheid bij hen
vermindert. 'Dus dan heeft de NS zelf
belang bij het behoud van gebouwen
en hun aanpassing aan de nieuwe
opzet', concludeert Hoestra.
Station Kropswolde. Op de begane grond is nu
een galerie met kunsthandel en expositie- en
cursusruimten. De bovenverdieping heeft een
woonbestemming.