Mosterdpotten,
klokkedieven en apeluiders
Over kerken in de volkshumor
GIRBE BUIST
Een te nauw besloten zijn binnen de stadsmuren en een te eng vasthouden
aan de plek waar men geboren en getogen is leidt dikwijls tot kleingeestig
chauvinisme en een onvriendelijke houding ten aanzien van naburige steden
en dorpen. Veel mensen zullen zich nog herinneren dat de boerenjongens niet
toelieten dat jongens uit een naburig dorp bij hen kermis kwamen vieren
met meisjes uit het eigen dorp. Vanuit hetzelfde gevoel van plaatselijke
genoegzaamheid en laatdunkendheid dreef het ene dorp vaak de spot
met het andere en ontstonden er talrijke spotnamen en verhalen.
Basiliek van Oudenbosch
Peperbus
Te kleine toren
Torenmeters
27
De kerk, het belangrijkste gebouw
in vele stadjes en dorpen, speelt een
grote rol in deze vorm van volkshu
mor. Er zijn weinig plaatsen, waar de
kerk niet het mikpunt is van de spot
der naburen. Nu eens is het haar
geringe grootte of de vorm van haar
toren, dan weer zijn het de klokken,
het uurwerk of de afwezigheid van een
uurwerk of een uurplaat, die talrijke
spotrijmen en spotspreuken hebben
uitgelokt. Van deze talloze spotnamen
en zegsels laten wij in het volgende
een aantal de revue passeren.
Veel spotnamen zijn ondeend aan
de vorm van de kerktoren. In diverse
plaatsen vertoont de kerktoren gelij
kenis met een mosterdpot dan wel een
peperbus. Om die reden worden de
inwoners van Doesburg en
Woudrichem mosterdpotten en die
van St. Kruis en Geffen peperbussen
genoemd.
In verschillende streken wordt de
vorm van de kerktoren bezongen in
een spotrijm. Zo worden de inwoners
van het Overijsselse Hellendoorn
bespot met het volgende rijm:
Helledoren
Stompe toren
Lange heide,
Korte weide
Groote buul m.et weinig geld,
Zoo is 't in Helderen gesteld.
In de provincie Noord-Brabant vond
men dat de inwoners van Oudenbosch
het nogal in de bol hadden omdat zij
bij hun basiliek in navolging van de
St.Pieter te Rome een grote koepel
bouwden. Dat leidde tot de zegswijze:
'Die van Oudenbosch hebben 'ne
koepel in d'r hoofd zitten' d.w.z. zij
kunnen flink opscheppen.
Sommige plaatsen vormen het mikpunt
van de spot der naburen doordat hun
kerk geen of een te kleine toren heeft.
Dat is onder meer het geval in Schijf,
een gehucht bij het Brabantse
Zundert. Omdat de toren van Schijf
klein en onaanzienlijk is, zegt men in
de buurt schertsend dat hij binnen
gezet wordt als het waait of regent.
Hetzelfde zegt men over de toren van
Esch. Ook hier kent men de gevleu
gelde uitdrukking: 'Als het regent, zet
men te Esch de toren in de kerk.'
Inwoners van andere plaatsen werden
weer bespot wegens scheve of slecht
gebouwde kerktorens. Van iets dat
erg scheef of schuin staat, zegt men
in Groningen: 'Zo scheef als de
Farmsumer toren.' De oude toren
van Farmsum stond inderdaad scheef,
maar hij is afgebroken en door een
nieuwe vervangen, die behoorlijk
recht is. Ook in Driel staat de toren
scheef. Waarom dat zo is wordt
verklaard in het volgende spotverhaal:
'Weet je hoe het komt dat de Drielse
toren zo scheef staat? Vroeger trouw
den ze niet, of ze moesten. Maar op
een goede dag kwam er een stel naar
de kerk van wie men niet zou verwach
ten, dat die ook moesten trouwen. De
toren boog voor dat paar, want hij had
er schik in. Maar toen hij boog kwam
hij dichter bij en zag dat het toch een
mot was. Daarbij verschoot hij zo van
schrik dat hij scheef bleef staan.
In de volkshumor komen wij diverse
andere schertsende toespelingen op
kerken en kerktorens tegen. Daarbij
spelen historische en pseudohistori-
sche feiten rond kerken een grote rol.
Omdat de hoge toren van Doesburg
de eerste was die in Nederland van een
bliksemafleider werd voorzien worden
de inwoners van Doesburg ook wel
'Bliksemtrekkers' genoemd. De inwo
ners van Zierikzee hebben als spot
naam 'torenkruiers'. Eens wilden zij
een grote toren bouwen, maar brach
ten het niet verder dan tot het kruien
van aarde in verband met de nodige
fundering. Ook de inwoners van het
Friese Oldeboorn hadden het hoog in
de bol. In de Ode eeuw wilden zij daar
een nieuwe toren bouwen, maar die
moest hoger zijn dan de toren van
Tzum, die met zijn 72 meter doorging
voor de hoogste van heel Friesland.
Twee mannen uit Oldeboorn
klommen in de Tzummer toren en
namen er de maat van door een touwtje
vanuit het toppunt tot op de grond
neer te laten. Maar de Tzummers, die
wilden voorkomen dat Oldeboorn een
hogere toren zou krijgen, sneden
heimelijk een stuk van het meettouw
af. Toen de Oldeboorners met hun
nieuwe toren klaar waren zagen zij tot
hun grote verwondering dat hij veel
lager was dan de toren van Tzum.
Daarom heten de Oldeboorners nog
altijd Toermjitters (torenmeters) en
de inwoners van Tzum Lynsjesniders
(lijntjes- of touwtjessnijders).