Mag Het Geldersch Landschap beschadigde plekken onder handen nemen? Hamvraag in conflict Neerijnen: W.M.J. DEN BOER In het oktobernummer schrijft Abele Reitsma over het conflict tussen Jhr. C.L.H. van Vredenhurch en de Stichting Het Geldersch Landschap met betrekking tot het beheer van de uiterwaarden van het landgoed Neerijnen. Voormalig eigenaar Van Vredenhurch wil op grond van bepalingen uit het koopkontrakt uit 1974 verhinderen dat de huidige eigenaar Het Geldersch Landschap ingrijpende natuurtechnische werkzaamheden gaat uitvoeren. Geen conflict van waarden Commentaar 38 Wij hebben tegenover auteur Reitsma, naar aanleiding van een door hem voor kommentaar toegezonden concept, gedocumenteerd trachten aan te tonen dat de teneur van zijn artikel ten onrechte het beeld oproept dat er een conflict bestaat tussen behoud van een cultuurhistorisch waardevol landschap en natuuront wikkelingsplannen. Hoewel op details afgezwakt blijft deze teneur echter helaas gehandhaafd. In werkelijkheid is er naar ons oordeel echter van een conflict tussen behoud van een cultuurhistorisch waardevol landschap enerzijds en natuurontwik keling anderzijds geen sprake. Ontdaan van alle valse beelden die inmiddels in omloop zijn, blijft slechts de vraag over: 'Mag Het Geldersch Landschap de in het recente verleden beschadigde en van hun waarden ontdane plekken in de uiterwaarden onder handen nemen? Wat is er aan de hand? In de jaren voorafgaande aan de overdracht aan Het Geldersch Landschap (1974) hebben de vorige eigenaren van land goed Neerijnen, jonkvrouwe J.E. Baronesse van Pallandt en haar neef jonkheer C.L.H. van Vredenhurch, in een beperkt gedeelte van de uiterwaar den hun medewerking verleend aan klei- en zandwinningsprojekten. Na voltooiing hiervan restte een diepe zandput met steile oevers en diverse terreingedeelten die geëgaliseerd en ingericht werden ten behoeve van de landbouw. Deze delfstofwinning veroorzaakte grote schade aan de geomorfologie, het landschap en de natuur ter plaatse. Om uit te sluiten dat er nog meer gedeelten van de waardevolle uiter waarden op soortgelijke wijze zouden worden aangetast, is bij de overdracht aan de Stichting Het Geldersch Landschap in de koopovereenkomst vastgelegd dat geen ontkleiing en diepontzanding meer zou mogen plaatsvinden. Omdat de ten tijde van de vorige eige naren aangetaste terreingedeelten met regulier natuurbeheer niet waardevol waren te krijgen, maakte Het Geldersch Landschap rond 1990, mede onder invloed van nieuwe kennis en inzich ten op het gebied van natuurherstel en natuurontwikkeling, een plan voor natuurtechnisch ingrijpen, met name gericht op deze in het recente verleden aangetaste gebieden. Dat wij naar de rechter zijn gestapt om de overeenkomst van 1974 nog eens tegen het licht te houden is dus niet omdat wij onder een afspraak proberen uit te komen, maar omdat wat nu wordt aangevoerd haaks staat op wat toen werd beoogd. Op grond van een vanzelfsprekende afspraak om niet verder te vernietigen wordt nu gepoogd vormen van herstel te beletten. Hierbij wordt de grote aktuele waarde van de andere delen van de uiterwaard aangevoerd als argument tegen ingrij pen Wie hiermee instemt zegt in feite niets meer of minder dan dat een beschadigd monument dat ondanks die beschadigingen nog grote waarde heeft, niet gerestaureerd mag worden. Want volgens deze redeneertrant is, wanneer het geheel waardevol is, logi scherwijs ook elk onderdeel waardevol. Als een bepaald gebied waardevol is, verdient dus ook elke daarin gelegen vuilnisbelt of andere dissonant bescherming. Toegegeven: onze restauratie is niet gericht op herstel van de situatie van 50 jaar geleden omdat dat geomorfo- logisch en dus ook botanisch niet kan; onze restauratie is gericht op oudere situaties met meer open water, moeras, moerasbos en geleidelijke overgangen daartussen. Het overgrote gave gedeelte van de uiterwaarden - meest graslanden - blijft daarbij intact. Rest de vraag waarom de heer Van Vredenhurch en ook de Stichtingen Uiterwaardenpark Maas-Waal- Merwede en Red ons Rivierenland gekant zijn tegen onze plannen. Het antwoord is simpel: zij kennen de plannen niet goed en hebben er eén sterk vertekend beeld van. Wat wij daarom nu zo graag zouden willen is: over en weer de emoties even onderdrukken en samen met de betrokkenen om de tafel gaan zitten om open naar de feiten en de inhoud te kijken. Ir W.M.J. den Boer, directeur Stichting Het Geldersch Landschap, Arnhem Het artikel in het vorige nummer is in de eerste plaats een zo feitelijk mogelijke weergave van het vonnis, de daaraan voorafgaande zitting en de processtukken. Het Geldersch Landschap kon dan ook geen feite lijke onjuistheden in de tekst aanto nen, toen ik deze ter controle voor legde. In plaats daarvan moest ik haar woordvoerders tot drie keer toe op feitelijke onjuistheden betrappen. Ik kreeg te maken met een slecht verliezer, die mij niet behandelde als een onafhankelijke verslaggever.Het probleem bleek te zijn, dat de stichting haar achterban niet volledig had geïnformeerd. De donateurs zouden via Heemschut meer te weten komen dan via het eigen blad. De beloofde uitnodiging voor een gesprek moet ik nog steeds krijgen. De huidige tekst van Den Boer bevat geen nieuwe en niet-omstre- den feiten, maar alleen beweringen en opinies die in de rechtzaal al niet onderbouwd en niet relevant waren. Voor een evenwichtig overzicht van de feiten en achtergronden kan ik alleen maar verwijzen naar mijn eigen tekst. De eufemistische bena deringvan Den Boer moet voorals nog ondergeschikt zijn aan het oordeel van de rechter. Naar mijn inzicht moet de rechtszaak zich niet in de Heemschut-kolommen herha len. Het zou veel interessanter zijn als Den Boer vertelde of zijn bestuur wel of niet in hoger beroep gaat en waarom. Waarom zou hij het plan speciaal voor Heemschut lezers presenteren als een 'restaura tieplan', als hij het vonnis niet langs de geëigende weg bestrijdt? Abele Reitsma, medewerker van het tijdschrift. De redactie sluit hiermee de discussie

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1994 | | pagina 38