Een tuin voor de stedeling K Irnl Het groene middengebied tussen Eindhoven en Helmond: J.A. HENDRIKX Kasteel Croy ten westen van Helmond, (foto's J.A. Hendrikx) Verstedelijking en landschap Eindhoven en Helmond Eeuwen lang zijn de steden in ons land en elders genoodzaakt geweest, zich te verdedigen door middel van vestingwerken, waarbinnen de ruimte schaars was, zodat de bebouwing, dicht aaneengesloten, vrijwel alleen maar ruimte liet aan particuliere tuinen, pleinen en hoven bij kastelen en kloosters. Van openbaar groen was vrijwel geen sprake. Het openbare groen is een verschijnsel, dat vanaf ongeveer 1870 samenhangt met de grote stadsuitbreidingen buiten de oude omwallingen, die de stad een totaal ander aanzien hebben gegeven. Dl Aanvankelijk vond men de ruimte voor het nieuwe groen in de reeds bestaande parken en buitenplaatsen, die in de stedelijke sfeer terecht kwamen. In Nederland zijn op dit gebied talrijke voorbeelden voorhan- den. Verschillende buitenplaatsen langs de Amstel, het Haagse Bos en de parken rondom en in Arnhem, Haarlem, Breda, Wassenaar, Vught, Zutphen enz. zijn daar voorbeelden van. Later werd het openbare groen een meer vanzelfsprekend bestanddeel van een nieuwe stadsplanning. Vooral de werkverschaffing in de crisisperiode van de dertiger jaren heeft veel specta culaire parken nagelaten, zoals het Amsterdamse Bos, de Kralingerhout in Rotterdam, het Zuiderpark in Den Haag en de Goffert in Nijmegen. Na de Tweede Wereldoorlog hebben de Floriades hun groene sporen in de Randstad nagelaten. Door de steeds verder voortschrijdende verstedelijking van Nederland is men zich echter ook zorgen gaan maken om groene gordels in de stadsranden en zelfs tussen verstedelijkingskernen in, die aan elkaar dreigden te groeien. Spaarnwoude tussen Amsterdam en Haarlem en de Rotte-meren ten noorden van Rotterdam zijn daarvan mooie voorbeelden. Tenslotte begon men zich te realiseren, dat in de Randstadstructuur de stad niet altijd meer temidden van de landelijke omgeving bleek te liggen, maar in veel gevallen net andersom. Daarmee was het begrip 'het Groene Hart van Holland' geboren. Binnen de concentrische stedenstructuur van Utrecht-Amsterdam- Den Haag- Rotterdam dreigde een nog relatief gaaf en landelijk veenweide-gebied dicht te slibben met allerlei vormen van verstedelijking, die op den duur tot één gigantische, minder leefbare metropool konden gaan uitgroeien. Sindsdien is het Groene Hart voort durend het voorwerp van diepgaande planologische discussies geweest, waarvan in ieder geval kan worden gezegd, dat voor het eerst op grote schaal over de componentwerking van stad en land is nagedacht. De gedachte, dat het landelijke gebied in Nederland in veel opzichten kan en zelfs moet worden gezien als een groene component van de verstedelijking', is voor het eerst systematisch en grondig uitgewerkt in de Tweede Nota over de Ruimtelijke Ordening van 1966. Zoals een tuin hoort bij een huis, hoort een park bij een stad en de Veluwe bij de Randstad. Er werd ruimte gegeven aan een stelsel van 'parkgebieden' op regionale en nationale schaal, die zo goed mogelijk aansloten op de bestaande en nieuw te ontwikkelen verstedelijking. Het is duidelijk, dat sinds de jaren zestig de kwaliteit van de leefomgeving bij de burger meer en meer aandacht kreeg, waardoor die aspecten, die bijdroegen aan de tuin van Nederland, in de lift zijn gekomen. Allereerst gaat het om het aspect natuur. In de Europese cultuur is waardering voor de natuur pas in de achttiende eeuw opgekomen. De natuur werd niet meer alleen beschouwd als een bedreiging, die men moest zien af te wenden; natuur was ook interessant en zelfs roman tisch: men ging haar bestuderen, vatte haar op als thema in schilderkunst, muziek en zelfs in de tuinarchitectuur. Het verlangen naar natuurlijke kwali teit in de leefomgeving van de huidige stedeling valt hier direct van af te leiden. Een ander kwaliteitsaspect is dat van de cultuur. Ook de waardering voor hetgeen de geschiedenis van de menselijke cultuur heeft nagelaten in stad en iand, is nog niet oud. De zorg voor de gebouwde monumenten en de restanten daarvan is aan het eind van de negentiende eeuw opgekomen als reactie op de steeds verder om zich heen grijpende kaalslag van histori sche bouwwerken. Er ontstond steeds meer belangstelling voor de wortels van onze cultuur en de wijze, waarop die zich nog in stad en land manifeste ren. De maatschappelijke belangstelling voor natuur en cultuur is sedertdien nog steeds sterk groeiende, als gevolg waarvan de aandacht in het beleid van rijk en provincie ook nog steeds toeneemt. Veel van het voorgaande blijkt van toepassing op het verstedelijkende gebied van Eindhoven en Helmond. De verstedelijking heeft zich vooral na de oorlog stormenderhand voltrok ken: de grote stadskernen Eindhoven en Helmond met elk hun kring van satellieten, alles verbonden door vele lijnen van infrastructuur. In veel opzichten bevindt de stad zich lang niet meer overal temidden van het land, maar met name in de zóne tussen de twee grote stadsagglomera ties ligt het land ingeklemd. Indien het 36

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1994 | | pagina 36