Conclusie De gewelven van het souterrain met de betonnen vloergoten voor de drainage van de natuurlijke bron onderin het gebouw. Hoe kan Nederland helpen? Nederlandse steun zou op twee manieren geleverd kunnen worden: het zoeken van een huurder voor de ruimten op de begane grond, die een commerciële huurprijs kan opbren gen, waarvan het surplus aan de restauratie kan worden besteed en het zoeken van Nederlandse fabrikanten, die bereid zijn sanitair, leidingen en installaties gratis of tegen sterk gere duceerde prijzen beschikbaar te stellen voor dit project. Een vereniging of Stichting 'Holandsko pro Slovakia', waarvoor het initiatief in het februari nummer al bekend werd gemaakt, zou hierbij belangrijk bemiddelingswerk kunnen doen. Aan de oprichting van deze organisatie wordt op dit moment nog gewerkt. In september van dit jaar is er voor het eerst een bijeenkomst georganiseerd voor Nederlandse organisaties die een samenwerkings project hebben met Slowakije. Op deze bijeenkomst, die plaats vond in het Comeniusmuseum in Naarden, waren 15 organisaties vertegenwoor digd (onder meer gemeenten, woning bouwverenigingen en onderwijsinstel lingen). Op de bijeenkomst is besloten om een blijvend platform op te richten voor de onderlinge kennisuitwisseling. Inmiddels hebben nog zo'n 15 andere organisaties belangstelling getoond voor deelname aan het platform. Een vijfkoppige stuurgroep is de organisa tiestructuur voor het Platform 'Holandsko pro Slovakia' verder aan het uitwerken. Naar verwachting zal de organisatie begin 1995 goed genoeg op poten staan om naar buiten te kunnen treden. Afhankelijk van de prioriteiten die binnen de organisatie worden gesteld, zal meer of minder werk worden gemaakt van de steun aan het STU-project in Banska Stiavnica. Particulier initiatief aanmoedigen De Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) heeft erop gewezen, dat in de voormalige Oostbloklanden een beweging op gang gebracht moet worden om het particulier initiatief in de monumen tenzorg aan te moedigen: de bevolking bewust maken van haar eigen moge lijkheden om restauraties aan te pakken, door het gezamenlijk oprich ten van een stichting of coöperatie voor de restauratie en het beheer van een pand, dat als woonhuis en werk plaats kan gaan dienen. Daarnaast moeten de initiatiefnemers bewust worden gemaakt van de mogelijkhe den om aan te sluiten op de bouwkun dige structuur die het specifieke pand aanbiedt, en niet 'overal persé een tank op zolder willen parkeren', zoals een medewerkster van het lokale bureau monumentenzorg het uitdrukte. Er bleek bij mijn bezoek aan het stadje bij de monumentenzorgers grote behoefte te bestaan aan een conferen tie over dit 'public-awareness'- concept. Gemeentebestuurders, archi tecten en bouwopdrachtgevers zouden daar dan de doelgroep van zijn. De Nederlandse Ambassade in Bratislava bleek een budget te kunnen vrijmaken voor de organisatie van een dergelijke conferentie. Dit geld komt uit de pot Kleine Ambassade Projecten, waarvan de doelstelling is: het ondersteunen van de sociale hervorming in de voor malige Oostbloklanden. Het landelijke en het locale bureau monumentenzorg werkt nu aan een plan voor de organi satie van de conferentie, dat voor subsidie aan de Ambassade zal worden voorgelegd. Integrale planning Op uitnodiging van de Raad van Europa hebben twee experts, een medewerker van de RDMZ en een Noorse architect, in 1992 een bezoek gebracht aan Banska Stiavnica en er voordrachten gehouden over het concept van integrale planning in de monumentenzorg. Daarover is in de zomer van 1994 een rapport versche nen, 'Technical Assistance to the City of Banska Stiavnica', waarin een inventarisatie van mogelijkheden en een model voor integrale planning worden geschetst. Het hoofdidee achter het rapport is: eerst de lokale economie opkrikken, dan pas kijken watje in samenwerking met de aange trokken buitenlandse investeerders aan de restauratie van leegstaande en vervallen panden kunt doen. De Raad van Europa heeft een vervolg gegeven aan de publicatie van het rapport. Er is in oktober 1994 een workshop georga niseerd in Straatsburg, waarbij de twee genoemde experts, de burgemeester van Banska Stiavnica en vertegen woordigers van de lokale en landelijke bureaus monumentenzorg met elkaar aan de slag zijn gegaan om een plan van aanpak in elkaar te zetten. Het duurde volgens de betreffende RDMZ-medewerker wel even voor men op dezelfde golflengte zat, maar na een dag praten verstond men elkaar en konden de sessies op de tweede dag constructiever zijn. Daarbij bleek, dat op een aantal terreinen -waaronder de lokale economie- eerst nog aanvul lende informatie nodig was. De aanwezige bedrijvigheid in het stadje en de ontwikkelingsmogelijkheden die daarin besloten liggen, moeten eerst nauwkeuriger in kaart zijn gebracht. En aan Nederlandse kant zou nog energie moeten worden besteed aan het bestuderen van de manier, waarop Nederlandse investeerders in bedrij ven en onroerend goed geïnteresseerd kunnen raken in participatie aan het integrale revitalisatieplan voor het stadje. Daarvoor zullen door de RDMZ gesprekken worden gevoerd met toonaangevende figuren in de makelaarswereld en bij de Kamer van Koophandel. Men heeft afgesproken om in februari 1995 het huiswerk in te leveren bij de Raad van Europa en in april een werk conferentie te organiseren in Banska Stiavnica. Elet ligt voor de hand dit evenement te koppelen aan de confe rentie over 'public awareness'. Er kan dan een interessant debat ontstaan over de toepassing van de aanpak van bovenaf (het concept van integrale planning) versus de aanpak van onderop (particulier initiatief en zelfwerkzaam heid, in het februarinummer de 'grass- roots-benadering' genoemd). In Banska Stiavnica komt op het terrein van de Slowaaks-Nederlandse samenwerking in de monumenten zorg, min of meer bij toeval, een drietal lijnen op een interessante manier bij elkaar. Dankzij het concept van de integrale planning kan een vooruitgang in de lokale economie een directe uitstraling op restauratiepro jecten hebben; een ander deel van het monumentenbestand kan tegelijker tijd op een kleinschalige manier aangepakt worden vanuit het particu lier initiatief; en vanuit het STU-pand worden beide bewegingen met prakti sche adviezen ondersteund. Een droom, die op een termijn van drie jaar werkelijkheid zou kunnen worden, als de omstandigheden voor bilaterale samenwerking gunstig blijven en partijen er dezelfde -of een grotere- dosis energie in blijven steken. Harmjan Korthals Altes is werkzaam bij adviesbureau Van Dijk, Van Soomeren en Partners B.V te Amsterdam. Voor nadere informatie: telefoon 020- 6257531. Het rapport van de Raad van Europa, 'Technical Assistance to the city of Banska Stiavnicakan via het bureau worden besteld, liefst per fax: 020- 6274159. De prijs is inclusief porto f35,-, de levertijd is 2 tot 3 weken.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1994 | | pagina 22