V; clownskop waarschuwt tegen zotheid. Duivels en monsters zijn in vele varianten in de kerken afgebeeld. Gelukkig zijn er ook minder drei gende afbeeldingen. Van engelen met trompetten, 'gewone' dieren zonder symboolbetekenis, rankende planten en bloemen. En de metselaars in de kerk van Noordbroek hebben in 1599 hun gereedschap in zwart-wit op het gewelf vereeuwigd. Sommige afbeel dingen van heiligen bieden praktisch nut. Bij dagelijks kerkbezoek beschermt Christoffel tegen een onvoorziene dood en Sebastiaan tegen de pest. Na 1594, het jaar van de Reformatie in Groningen, verdwijnt bijna al deze uitbundigheid onder de witkalk. Parelstikker. Wie waren die kerkschilders? Dr. Karen Hammer van de Universiteit van Hamburg doet onderzoek naar middeleeuwse kerkschilderingen in een aaneengesloten gebied dat loopt van Zuid-Zweden, Denemarken tot in Niedersachsen-Duitsland. Zij vermoedt op grond van aangetroffen stijlovereenkomsten, dat er rondtrek kende schildersgroepen bestonden. In de kerkarchieven is weinig terug te vinden over de makers van de schilde ringen. Soms staan er namen op oude rekeningen. Er waren ook monniken schilders die verbonden waren aan kloosters. In Zwitserland was dat het geval. En kerkschilders hadden ook nog wel eens een heel ander beroep: regisseur van passiespelen of parelstik ker. Mevrouw Hammer houdt het voor mogelijk dat plattelandskerken opgeschilderd werden door de boeren en boerinnen van de streek. Er is nog veel onderzoek te verrichten. Stokvis. Het is een misverstand dat ten tijde van de Reformatie alle kerken hele- De ongelovige Thomas in de NH Kerk van Loppersum.ffoto Huizinga) maal wit zijn gekalkt. Dat zegt drs. P.M. Ie Blanc, directeur van de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland, tevens de samensteller van het volgend jaar te verschijnen standaardwerk over de middeleeuwse muur- en gewelfschilderingen in Groninger kerken. Veel Roomse schilderingen zijn heel lang zichtbaar gebleven. De kerk van Zutphen is bijvoorbeeld pas in 1819 helemaal wit geworden, en in Kerkdriel was zelfs in 1860 nog middeleeuws werk te zien. In Elburg was alles tot 1797 zichtbaar. Maar zo rond 1800 is er toch wel veel overgewit. Dan begint men in de tweede helft van de 19de eeuw, op zoek naar de middeleeuwse cultuur, de kerken te restaureren. De aangetrof fen oude beschilderde lagen konden niet iedere predikant bekoren. In 1895 zijn in Hattem de paapse afbeeldingen afgeweekt met pulp van gekookte stokvis. In Ulrum zijn in 1911 kwalita tief goede schilderingen aangetroffen, die tot op de schone baksteen zijn weggebikt. En zelfs na de restauratie van de Der Aa-kerk in Groningen in 1987 zijn er weer schilderingen weggekalkt om het reformatorisch karakter van de kerk te bewaren. Een baard. Weghalen van schilderingen is heel erg, verkeerd restaureren is zeer ernstig. P.J.H. Cuypers, de bouwer van het Centraal Station in Amsterdam en diverse kerken, tevens restauratie architect, was de volgende restauratie opvatting toegedaan: het moet er mooi uitzien, de middeleeuwer mag verbeterd worden, desnoods vullen we aan en breiden we de schilderingen uit. Het gevolg was dat er op basis van vage vondsten reconstructies plaats vonden, waarbij de nodige verwarrin gen optraden. Heiligen die er nooit een hadden, kregen opeens een baard. In de kerk van Stedum zijn in 1876 onder leiding van Cuypers onbegrij pelijke details aangebracht. Er wordt heel wat afgeknoeid. Nog steeds. In Brielle zijn nieuwe schilderingen uit de jaren '50 die moeten doorgaan voor middeleeuws werk. Tegenwoordig maakt men technisch verschil tussen oud en nieuw. Bijvoorbeeld door een zwakkere tint of door het aanvullen met lijnen. Gesjoemel. Het grote probleem bij het restaure ren is dat de eerlijkheid ontbreekt. Er wordt gesjoemeld door slechte restau ratoren. Het eindprodukt moet er fraai uitzien, dat levert erkenning op. De overheid zou bij het verstrekken van subsidies veel meer eisen moeten stellen. Er moeten foto's van voor, tijdens en na de restauratie gemaakt worden, er dient verslaggeving plaats te vinden en de materialen moeten beschreven worden. Zo zal er meer inzicht komen in het hoe en waarom van de restauratie. R.Steensma aan het woord, (foto Stijntje de 01de) Dakpan. Als uitsmijter bij zijn verhaal doet Paul le Blanc ons opschrikken. 'Er gaan de laatste 10 jaar meer middeleeuwse schilderingen verloren dan ooit in de geschiedenis, sinds de middeleeuwen en tijdens de Reformatie.' De oorza ken zijn slechte restauraties, slecht onderhoud en de manier van verwar men van de kerken. Een hete-lucht- kanon stookt met al zijn geweld de kerk warm, een half uur voordat de mensen erin komen. De rest van de week is de kerk steenkoud. De kwets bare schilderingen vereisen juist een zeer geleidelijke of constante verwar ming. Een verschoven dakpan die voor lekkage zorgt waardoor de schilderin gen aangetast worden, is bij controle, een jaar na constatering van het euvel, nog niet rechtgelegd. Vliering Blootleggen, prima, maar zet dan wel meteen een goed plan op voor beheer en onderhoud. Dat vindt ook de laatste spreker op het symposium, drs. W. Haakma Wagenaar. Als kunsthisto ricus en restaurator was hij verbonden aan grote kerkrestauraties, o.a. in Deventer, Zaltbommel en Utrecht. De restaurator moet grote beslissin gen nemen. Brengen we deze kerk terug naar de gotische situatie of wordt het romaans? De vraag op deze manier stellen is simpel, maar er komt een woud van problemen en overwe gingen om de hoek kijken bij de beantwoording ervan. Dan zijn er de grote verrassingen tijdens het werk. De in de 16de eeuw vertimmerde vlie ring in de Utrechtse Janskerk bleek bijna de gehele romaanse kap van het schip te verbergen, met decoraties en al. Die is teruggeplaatst. Ook oude schilderijen kunnen bij een restauratie van pas komen. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de Utrechtse Pieterskerk, door Saenredam geschilderd in 1636. Saskia Simon is PR-m,edewerker van de PC Heemschut Groningen 33

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1994 | | pagina 33