y0* M AWfl- Wandtapijt uit een reeks van zes (Mercurius veran dert Aglauros in steen) met het familiewapen van Van Leyden, afkomstig uit Rapenburg 48, Brussel, atelier van Jan Cobus, voor 1682, Coll. Berkeley Castle, Engeland Tapijtbehangsels Van de zestig uit documenten bekende goudleerkamers aan het Rapenburg is er zelfs niet één meer aanwezig; van de oorspronkelijk ongeveer achttien kamers met Hollandse of Vlaamse geweven tapijtbehangsels kon slechts door toeval onlangs één reeks wandta pijten worden teruggevonden in een Engels kasteel, vanwege het familie wapen van de oorspronkelijke eigenaar. Bij het vooral door Italiaanse meesters uitgevoerde stucwerk, dat in de acht tiende eeuw in gangen, trappehuizen en op de plafonds in de vertrekken overheerste, was het de wens om met de mode mee te gaan die telkens toesloeg. De meeste interieurs tonen dan ook een mengeling van stijlen en bouwfasen, die soms zelfs in één kamer naast elkaar werden gehand haafd. Boedelinventarissen geven informatie De losse inrichting is met nog fatalere gevolgen uiteengeslagen, vooral vanwege de veelvuldige veranderingen van eigenaar. Hier zijn het vrijwel uitsluitend de geschreven bronnen - de boedelinventarissen - die het beeld van de vroegere inrichting moeten oproepen. Voor vrijwel alle huizen konden één en meestal meer inventarissen worden teruggevonden. Vanwege hun evocatieve waarde zijn deze - ongeveer 265 in getal, de oudste daterend uit 1447! - in extenso als bijlagen gepubliceerd en vormen zo tevens een bronnenpublicatie waarop anderen kunnen terugvallen. De inventarissen bieden niet alleen een voortreffelijk beeld van het roerende bezit aan meubilair, huisraad, aanwe zige schilderijen en dergelijke, maar ook van de toenemende differentiatie Jean Baptiste Xavery, Schoorsteen in de zaal van Rapenburg 48, marmeren relief met voorstelling van Thereus en Procne of Paris en Oenone, 1739, geveild in 1908, huidige verblijfplaats onbekend in functies van de diverse vertrekken. In plaats van de laat-middeleeuwse multifunctionaliteit kregen de vertrekken meer en meer een eigen karakter. Werd al in de tweede helft van de zeventiende eeuw in de meeste grote huizen in de keuken niet meer geslapen, het duurde nog tot ver in de achttiende eeuw voordat een defini tieve scheiding was ontstaan tussen slaapkamers en vertrekken met een woon- of ontvangstfunctie. Schilderijenkamer Ondanks een al in de zeventiende eeuw groot aantal kunstverzamelin gen, verschenen pas in de achttiende eeuw aparte schilderijenkamers. Bij het patriciaat werd een deel van het huis bestemd voor uitsluitend repre sentatieve doeleinden; bij Rapenburg 6 gold dit zelfs vrijwel het gehele huis en woonde de familie zelf in een kleiner huis achterin de tuin aan de Papenstraat. Kunstbezit Het is vooral van het kunstbezit dat nog een deel kan worden geïdentifi ceerd: niet alleen schilderijen, teke ningen, prenten en beeldhouwwerken, maar ook antieke vazen, fraai gegra veerd glas - een Leids specialisme -, Chine-de-commande serviezen, zilver en tin, wetenschappelijke instrumen ten, een enkele kostbare klok met muziekmechaniek, kunstkasten en zelfs een laat zeventiende-eeuws poppenhuis, dat door een van de bewoonsters als huwelijksgift werd meegebracht vanuit Amsterdam. Als typisch verzamelobject voor de vrouw des huizes, vormt dit mogelijk een weerspiegeling van hoe zijzelf haar huis had ingericht. Ook ambachtslieden op Rapenburg Toch is het niet alleen de stedelijke elite die het Rapenburg bewoonde. Tussen de grote grachtenhuizen bleven kleine middeleeuwse percelen geklemd die tot in onze eeuw bewoond bleven door eenvoudige ambachtslie den en kleine neringdoenden, zoals vleeshouwers en bakkers, timmerlie den, metselaars en smeden, schoen makers, kleermakers en pruikemakers, schippers, koetsiers en zelfs warmoes- lieden. In de grootte en indeling van de huizen weerspiegelt zich deze sociale pluriformiteit: het resultaat van het langzame groeiproces van moder nisering, aanpassing en verbouwing, samenvoeging en opdeling, dat de huizen in de oude binnensteden in Holland vanaf de middeleeuwen heeft gekenmerkt. Th.H. Lunsingh Scheurleer, C. Willemijn Fock enA.J. van Dissel, Het Rapenburg, geschiedenis van een Leidse gracht, deel I - VI en index van personen, Leiden 1986-1992 (Kunsthistorisch Instituut Rijksuniversiteit). 35

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1994 | | pagina 35