11
Het Politiebureau aan de Zonneveldstraat.
Voor de selectie zullen twee krachten
ongeveer drie jaar nodig hebben.
Zij moeten immers naar de objecten
diepgaander onderzoek (verzamelen
van bouwkundige en cultuurhistori
sche gegevens) verrichten op grond
waarvan de selectie en de registratie
kan plaats zal vinden.
Het Monumenten Registratie Project
(MRP) zal ongeveer gelijktijdig van
start gaan.
'Er moet rekening mee worden
gehouden dat het vergoedingsysteem
van Rijkswege voor het MSP en MRP
ontoereikend zal zijn'zegt Van
Limburg. L
Rapport Buitendijk*
Ir.K.Buitendijk komt in zijn rapport
'Monumenten beter bekeken' wat
betreft de Jonge Bouwkunst tot de
volgende conclusies. Uit simulatie
van bet selectieproces is gebleken dat
zowel de centrale regie als de aanstu
ringvan het project correctie behoeven
op het gebied van organisatie, gehan
teerde begrippen, selectienormen en
telwijzen. Gemeenten en provincies
dienen eenduidige instructies te
krijgen en er moet controle plaats
vinden. Het proces verkeert nog in
een fase waarin bijsturing mogelijk
is, maar aanscherping is hoe dan ook
noodzakelijk. Voor de toekomstige
rijksmonumenten is de komende 10
jaar ca 700 miljoen gulden nodig en
voor de periode erna nog eens 600
miljoen. De verschillen tussen de
gemeenten zijn echter groot hetgeen
relevant is voor de budgetverdeling.
Verder hebben vooral de grotere
gemeenten tijdens het onderzoek
kenbaar gemaakt te twijfelen aan de
effectiviteit van het beschermd stads
gezicht. Het ontwikkelen van andere
beleidsinstrumenten vormt dan ook
een onderdeel van de beleidsopgave
voor de komende periode.
Wat betreft Leiden zal het aanscherpen
van de selectiecriteria en telwijzen
geen opzienbarende verschillen in
aantal te weeg brengen, omdat er
voornamelijk sprake is van individuele
objecten en nauwelijks ensembles.
Ook Leiden kampt met een onzekere
toekomst nu het
Stadsvernieuwingsfonds beëindigd
wordt, dat tot nu toe de belangrijkste
financiële bron voor het in stand
houden van gemeentelijke monumen
ten is. Het feit, dat een bepaalde
zekerheid ontbreekt, is uiteraard lastig
bij het ontwikkelen van toekomstig
beleid, aldus de heer Van Limburg.
Het mag niet zo zijn dat de rijksover
heid, die gezien de krappe budgetten
snel haar grenzen zo scherp mogelijk
afbakent, de gemeente uiteindelijk
met een onmogelijke taak opzadelt.
Monumentenbeheerscommissie
Behalve een Monumentencommissie
heeft Leiden een Monumenten
beheerscommissie, hetgeen bijdraagt
tot een flexibel functioneren omdat de
taken verdeeld zijn en de commissies
niet te groot. De voordracht geschiedt
op advies van Verenigingen als Oud-
Leiden, waarbij naast deskundigheid,
het onafhankelijk oordeel zwaarwe
gend telt. Twee leden, de voorzitter
mr. P. Olivieren architectuurhistoricus
Henk van der Schoorhebben in beide
commissies zitting. De Monumenten
commissie telt 7 leden en heeft als
voornaamste taken: het geven van
adviezen over het beschermd stads
gezicht, monumentaliteit en
beschermwaardigheid van bouw
werken en ensembles. In het bijzonder
oordeelt zij over het plaatsen op de
gemeentelijke monumentenlijst.
De Monumentenbeheerscommissie
telt 5 leden en heeft als belangrijkste
taken het beoordelen van bouwplan
nen, in het bijzonder restauratieplan
nen, en het verlenen van vergunnin
gen. De taak is gericht op de
beheerszorg van monumenten, zowel
van rijks- als gemeentelijke monu
menten. Deze commissie vergadert
elke 3 weken.
Bovendien heeft de Monumenten
beheerscommissie bij verordening
bijzondere bevoegdheden met betrek
king tot welstandsaspecten.
Art 9.2 uit de Bouwverordening
1992 luidt: 'De advisering over rede
lijke eisen van welstand is opgedragen
aan de Welstandscommissie, tenzij
sprake is van een monument, ingevolge de
Monumentenwet. 1988 ,dan wel de
gemeentelijke monumentenverordening,
in. welk geval de advisering over redelijke
eisen van welstand is opgedragen aan de
Monumentenbeheerscommissie
(Cursivering uit de Bouwverordening)
De tijd en de toekomstige budgetten
zullen moeten uitwijzen hoeveel
monumenten er in Leiden tot het
jaar 2000 bijkomen, het magische jaar
waarin de inventarisatie van de Jonge
Bouwkunst voltooid moet zijn.
Zie hierover ook aflevering i van 1994
p. 3 en 4.
Over selectie en registratie van Jonge
Bouwkunst in het algemeen, (procedures en-
prognoses) schreef ik eerder in Heemsc/rut',
1991, afl. j.p en 1992. afl,2.p4.
Het Gymnasium aan de Doezastraat.