Nota van de Bond Heemschut de historische bebouwing inzake In vele steden en dorpen komen nog altijd, meestal als gevolg van sloop, gaten in de historische bebouwing voor. De Bond Heemschut is hierover bezorgd en ziet het als een noodzaak dit probleem uiteen te zetten, in de vorm van een handreiking en handleiding. Deze nota is bedoeld voor bestuurders, volksvertegenwoordigers, ambtenaren, adviescolleges, architecten, stedebouwkundigen en andere geïnteresseerden, die zich regelmatig met deze problematiek bezighouden. Met opzet is de uiteenzetting beknopt gehouden om daarmee meer mensen dan alleen deskundigen te kunnen bereiken. 1. In de volgende paragrafen zal de Bond Heemschut pogen: 2. Waarom is de ene bebouwing waardevoller dan de andere? 3. Criteria voor het vaststellen van waardevolle objecten 4. Bijzondere omstandigheden die sloop van waardevolle bebouwing kunnen rechtvaardigen - criteria vast te stellen om te kunnen bepalen welke bebouwing het behouden waard is; - na te gaan hoe verval kan worden tegengegaan, zodat het ontstaan van nieuwe gaten zal worden beperkt; - aan te geven vanuit welke gedach- tengang aanvaardbare bouwplannen voor die bebouwingsgaten kunnen ontstaan. Als uitgangspunt wil Heemschut stellen, dat er geen algemeen aanvaarde en absolute normen zijn aan te geven t.a.v. schoonheid. Om die reden is het begrip schoonheid als enig criterium niet te hanteren en wordt de nadruk gelegd op de onvervangbaarheid. Objecten die daarop worden gese lecteerd, kunnen daarnaast vanuit een subjectief oordeel als schoonheid worden ervaren. Deze nota schenkt geen directe aandacht aan de ingevolge de Monumentenwet beschermde monu menten, omdat het behoud hiervan vrijwel verzekerd is (het ontbreken van een wettelijke onderhoudsplicht wordt echter wel als een ernstig gemis beschouwd). Maar behalve de wettelijk beschermde objecten zijn er nog talrijke historisch-ruimtelijk waarde volle gebieden en gebouwen die beeld bepalend zijn voor stad, dorp en land schap en door velen gewaardeerd worden. Vele 19de-eeuwse en vroeg 20ste- eeuwse gebouwen, ook die van hoge waarde, zijn niet beschermd. Wij stellen ons de vraag welke elementen nu eigenlijk waardevol zijn en op welke gronden. Ons uitgangspunt hierbij is dat er een scheiding is te maken tussen dat wat is gevormd op een ambachtelijke wijze in directe relatie met de beper kende mogelijkheden van de natuur en dat wat is en wordt samengesteld door middel van grootschaliger organisatie vormen en onbeperktere technische mogelijkheden, waarbij grote aantal len en grote afmetingen een centrale rol spelen. De overgang tussen deze princi pieel verschillende werkwijzen of 1 systemen heeft zich uiteraard geleide lijk voltrokken en vond versneld plaats de eerste decennia van deze eeuw. Het besef van deze scheidslijn leidt tot de vaststelling dat vanuit de hedendaagse maatschappelijke en economische verhoudingen hier niets gelijksoortigs meer aan kan worden toegevoegd, zodat het bestand onver vangbaar is. Dit besef moet manen tot grote omzichtigheid omtrent al het gebouwde en aangelegde ouder dan 50 jaar. Bovendien valt te verwachten dat, naarmate er meer nieuwbouw bijkomt, de algemene waardering voor het vroeger gebouwde, zal toenemen. Wat onvervangbaar is behoeft per defini tie niet het behouden waard te zijn. Door geen schoonheidsnormen te hanteren menen wij dat het gerecht vaardigd is het onvervangbaar zijn als belangrijkste criterium centraal te mogen stellen, echter te verfijnen met de volgende toetsingsnormen. Als waardevol en behoudenswaard kan worden gekenmerkt datgene wat voldoet aan de hieronder staande basisnormen a. en b. en aan ten minste één van de daarop aansluitende meer waarden 1 t/m 7. Basisnormen: a. De bebouwing zal ouder dan 50 jaar moeten zijn. (Ook jongere gebouwen komen in aanmerking als de punten 5 en 6 centraal staan.) b. Het casco (muurwerk en funde ring) moet verkeren in redelijk goede staat (te restaureren zonder afbraak). Een restauratie-architect of een bouwkundige die beschikt over ruime praktijkervaring en kennis van restauratie- en/of instandhoudingstechnieken zal hieromtrent inzicht dienen te verschaffen. Meerwaarden: 1De oorspronkelijke vorm of aanleg is nog aanwezig: geen vormbepa- lende wijzigingen zijn aangebracht die als verminking moeten worden gezien en niet eenvoudig kunnen worden gecorrigeerd. 2De bebouwing is bepalend voor het behoud of het zichtbaar houden van een historisch gevormde stede- bouwkundige situatie. (Duidelijk verband tussen gebouw en histori sche verkaveling.) 3. De bebouwing valt op door bijzon der gave verhoudingen en/of bijzonder materiaalgebruik. 4. De bebouwing heeft bijzondere en (reeds) zeldzame vormen, opval lende gebouwonderdelen en/of bouwkundige details. 5De ontwerper van het gebouw heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de bouwkunst. 6. De bebouwing vertegenwoordigt een uitzonderlijk gaaf voorbeeld van een bepaalde stijl of bouwwijze. 7. De bebouwing is van belang i.v.m. een geschiedkundig belangwekkend feit. Wij zijn ons ervan bewust dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen, waardoor historisch waar devolle bebouwing niet gehandhaafd kan blijven. Hieronder volgen de enig aanvaardbare argumenten die sloop van waardevolle bebouwing en het vervormen van historische verkavelin gen kunnen rechtvaardigen: a. De sloop is gebaseerd op een bestemmingsplan dat is afgestemd op behoud van de historische bebouwing en de structuren. (Een historisch stedebouwkundig en architectonisch kwaliteitsonder zoek dient aan het bestemmings plan ten grondslag te liggen.) b. Aangetoond is dat de handhaving van bepaalde bebouwing het 40

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1993 | | pagina 42