Mag marktgericht monumentenbeleid Cultuuromslag nodig voor marktstrategie A.L.L.M. ASSELBERGS Nu de subsidies voor monumentenzorg slinken lijkt het noodzakelijk en in veel gevallen mogelijk om de toekomstige bemoeienis met de cultuurhistorie meer op het gangbare financieel-economische en maatschappelijke proces van vraag en aanbod te baseren. Dat is de zienswijze van de nieuwe directeur van de Rijksdienst voor Monumentenzorg drs. A.L.L.M. Asselbergs, zoals hij die vertolkte op een interessant congres, dat het Nederlands Studiecentrum organiseerde over'Marktgericht Monumentenbeleid Omdat de toespraak van Asselbergs de teneur van de dag treffend aangeeft en hij tegelijkertijd een soortmaiden speech'ten beste gaf hieronder zijn toespraak bijna intergraal. De lezers worden uitgenodigd te reageren in het volgende nummer van Heemschut (JK). Monument een economisch goed Monumentenzorg zorgde voor revitalisering van gebieden Onrendabele monumenten zaak voor de politiek Het valt op dat in de titel van dit congres 'Marktgericht Monumenten beleid' het woord zorg niet voorkomt, noch in de betekenis van verontrusting, noch in de zin van koestering. Na 'Holland op z'n Smalst', nu 120 jaar geleden in de Gids gepubliceerd dóór Victor de Stuers als een doel treffende sublimatie van ons nationaal schuldbesef zodra het over cultuur historische waarden gaat, zijn wij zó zeer vertrouwd geraakt met die heide gevoelscomplexen van zorg - veront rusting en koestering - dat monumen tenbeleid zónder zorg ons aangeboren zorgelijk karakter op een alarmerende wijze prikkelt. Is 'Marktgericht Monumentenbeleid' wel toegestaan?, mag het?, lijdt onze cultuurhistorische ethiek er niet onder? Er lijkt een hemelsbreed verschil van instelling te bestaan tussen subsidiege- richte zorg en marktgericht beleid, een verschil als tussen wat een probleem is en een opgave, een verschil als tussen defensief en offensief, een verschil als tussen conservatief en progressief. Maar deze polarisatie is zo langzamer hand de laatste jaren in onze omgang met monumentale waarden nét iets te grofstoffelijk bevonden! Bij de instandhouding van historisch waardevolle bebouwing pleit de Rijksdienst voor Monumentenzorg in haar jongste (concept)- beleidsplan 'Hora Ést' voor economische uitgangspunten. Ook een monumen taal gebouw, of misschien wel juist een monumentaal gebouw, is een econo misch goed. Het instandhoudings- beleid van de laatste decennia heeft hierbij te weinig stilgestaan, waardoor het voortbestaan van vele monumen ten sterk afhankelijk is geworden van overheidssteun. De gemeenschap werd belast met een uitdijende voor raad onrendabel vastgoed. Alleen al het huidige aantal beschermde monumenten (dus zonder een eventuele uitbreiding op grond van het MSP) leidt tot een financiële uitvoeringsbarrière, zoals zichtbaar in stuwmeer en kanjerpot. Daar de publieke en politieke belangstelling voor identiteitsbehoud en integraal kwaliteitsbeheer groeit, maar de subsi dies voor monumentenzorg slinken, lijkt het noodzakelijk en in veel geval len toepasbaar om de toekomstige bemoeienis met de cultuurhistorie meer op het gangbare financieel- economische en maatschappelijke proces van vraag en aanbod te baseren. Toekomstige financiering en eventu ele subsidiëring moeten mijns inziens mede zijn gebaseerd op objectgerichte exploitatieplannen of gebiedsgzrichte, integrale ontwikkelingsplannen, waar door in een vroeg stadium de finan ciële uitvoerbaarheid en een eventuele onrendabele top verduidelijkt wordt. Er moet naast gebiedsverbetering, locatieherstel en bestemmingsverster king aan ons sociaal-cultureel belang rijk erfgoed meer economische bete kenis worden gegeven. Dit waardevol erfgoed is zelfs vaak de aanleiding om de gehele omgeving opnieuw te waarderen en vitaal te maken. Monumenten dagen niet alleen uit tot herstel en behoud maar zijn in veel gevallen de stimulerende en sturende faktor in het stedelijk transformatieproces omdat monu menten van belang zijn voor toekom stig identiteitsbehoud, blijvende herkenbaarheid of inspiratiebron voor nieuwe cultuur. Marktgericht Monumentenbeleid is echter pas mogelijk als éérst uit zorg voor het erfgoed gesubsidieerde stra tegische investeringen zijn gedaan. Monumentenzorg heeft vele gevallen in een miserabel investeringsklimaat a fond perdu voorgefinancierd ten dienste van een (later gebleken) zeer winstgevende economische ontwikke ling- Het zou eigenlijk heel logisch en terecht zijn als voor toekomstige instandhouding van cultuurhistorische waardevolle elementen reserves worden gevormd uit de winst op de opgewaardeerde vastgoedwaarde in zo'n gevitaliseerd gebied. Gebiedsbescherming in de toekomst zal dus voorafgegaan moeten worden door een ontwikkelingsplan en een exploitatieopzet waarbij markt en overheid met elkaar zaken doen. Bij stedelijke vernieuwingsprojecten is deze marktgerichte benadering na 1985 normaal geworden. In de exploi tatie vindt opwaardering plaats van de grond na sanering van de bodem en/of na herstel van de infrastructuur. Pas na herstel van de cultuurhistori sche waarden (die relatief toch veel minder kostbaar zijn) gaat de markt de ontstane potenties van de locatie benutten. Voor de overheden ligt hier een kans om meer marktgericht te denken! Maar er zijn natuurlijk objecten, complexen, en gebieden die door hun generieke eigenschappen ten ene male economisch onrendabel blijven. De keuze om zulke cultuurhistorische waardevolle'elementen toch te behou den en dus met overheidsgeld te herstellen en te beheren of juist de beslissing te nemen dat niet te doen en tot sloop over te gaan is dan een bestuurlijke zaak. Bij het ontbreken van enige marktpotentie zijn de finan ciële inspanningen voor cultuurbe houd ook voor iedereen duidelijk. De politiek kan dan zijn verantwoorde lijkheid nemen. 'Financieel onrendabele objecten en stadsgebieden van geschiedenis en kunst zullen blijven bestaan. Voor de instandhouding en herfunc- tionering zal derhalve een subsidiere gime noodzakelijk blijven. Een herzien rijkssubsidiemodel zal, ten

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1993 | | pagina 18