Planologische verankering Groenfonds Bebouwing in het landschap structuur van ons land, zodat er weer voldoende weerbare kracht wordt opgebouwd en samenhang wordt gecreëerd. Daarom zijn het inderdaad grootschalige projecten. Dat kun je niet met hele kleine projecten gaan realiseren. Maar bij de inrichting van elk project gaan we uit van een bepaalde gebiedsvisie. Dat heeft te maken met de verschillende ecosyste men die we hebben, of het nou duinen of heidevelden zijn. Die zijn bepalend voor die grootschalige projecten en de locatie van de grootschalige projecten. Maar als je dat uitwerkt, dan zijn er best mogelijkheden om te kijken naar de potenties van het landschapsbeleid. Het behoud van weidevogels bijvoor beeld betekent een bepaalde manier van agrarisch gebruik van de grond - 'agrarisch natuurbeheer' - met conse quenties voor het landschap. Neem bijvoorbeeld de verkaveling die dan ontstaat, en daardoor ook een stempel drukt op de wijze waarop je dat in de toekomst wilt gaan doen. Dus bewuste keuzes die gemaakt worden, worden meestal gebaseerd op historische gegevenheden. Die worden versterkt en uitgebouwd. Ik geloof dat er dan mogelijkheden ontstaan om aan cultuurhistorische waarden recht te doen en veilig te stellen. De gebiedsvi- sies zijn heel belangrijk hierin. De Raad voor het Cultuurbeheer en het Platform Landschap en Cultuurhistorie hebben in hun reactie op het Structuurschema Groene Ruimte opge merkt dat er mooie doelstellingen in staan, maar dat ze toch afgezwakt zijn vergele ken met voorgaande nota 's. Het landschap wordt vaak opgevat als een groene ruimte voor de natuur en landbouw. Daarnaast spreekt de dichter Willem van Toom over 'landschap als geheugen voor tekens van een eeuwen gesproken taal.Raakt deze laatste functie nu ongemerkt in verdruk king? Het is een heel klassieke en aanspre kende uitspraak. De zorg die men heeft is dat landschapskwaliteit en cultuurhistorische waarden kennelijk in het Structuurschema Groene Ruimte in de eerste aanzet nog niet zo sterk een plaats hebben gekregen. Ik denk dat wij bestuurlijk oog hebben gehad voor de inspraak. We willen in de definitieve tekst de Nota Landschap integraal opnemen om daardoor planologische bescherming te garan deren. Dat is denk ik wel een belang rijk pluspunt vergeleken met het eerste ontwerp dat we gemaakt hebben. We hadden geen andere bedoeling, maar op deze wijze wordt het dan wel stevig vastgelegd. Hoe wilt u de doelstellingen van uw nota 's tot uitvoering laten komen in het beleid van andere ministeriesprovincies, gemeenten en waterschappen? Daar zijn heel veel mogelijkheden voor. Het Structuurschema Groene Ruimte is het regelgevend kader waar binnen het geïntegreerde beleid van verschillende beleidssectoren is aange geven. Daar hebben we met de provincies een afspraak over gemaakt. We hebben al een convenant van twee jaar terug, maar we hebben nu ook een afspraak gemaakt met de provincies over de uitvoering. Die zetten zich daar volledig voor in. U kent in de Nota Landschap het lijstje met aandachtspunten. Dat brengen wij bij andere overheden onder de aandacht. Dat zal ook gemeentelijk z'n vertaling vinden. Ik denk dat de planologische verankering voor ons een goede basis is om, met convenanten die we dan vervolgens sluiten, het uitvoeringstra ject te bepalen. Dat gaat met een rede lijke mate van enthousiasme moet ik zeggen, over en weer. Dus daar vrees ik niet voor problemen. Die planologische verankering ziet u via de provinciale streekplannen? Het structuurschema heeft de kracht van een planologische kernbeslissing en staat dus gelijk aan de kracht van wet. Daar dient men dus rekening mee te houden bij streekplannen en vervol gens bij de uitwerking van bestem mingsplannen. Dat is dus heel sturend en kaderbepalend. De verloedering die nu in het landschap wordt gesignaleerd, was in de jaren 'po een probleem in de steden. Toen kwam de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing, met een actief plan voor miljarden-inves teringen. Voelt u voor een vergelijkbare hersteloperatie met een 'Wet op het Landschapsherstelen een landschaps fonds? Het is duidelijk dat in de jaren '70 veel belangstelling is gegroeid voor de stadsvernieuwingsproblematiek. Er zijn heel veel miljarden in geïnves teerd. Maar gelijktijdig is ook gekeken naar landschapselementen. Met name oud-collega Meijer, de toenmalige staatssecretaris, heeft daar een heel belangrijke stap voor gezet in 1977, toen hij gestart is met de Regeling Onderhoudsovereenkomsten Landschapselementen. Tientallen miljoenen zijn daarmee geïnvesteerd in landschappen. In het noorden des lands hebben we het Integraal Structuurplan gehad. In Zuid- Limburg kregen we dan de Perspectiefnota Zuid-Limburg. Dat zijn allemaal extra impulsen geweest om ook gelden beschikbaar te stellen om op dit punt iets te gaan doen. Vergeet niet de zeer vele vrijwilligers die zich jaar in jaar uit in hun vrije tijd hier voor inzetten - een kleine 20.000 per jaar. Dat is een tegenkracht geweest om de verloedering tegen te gaan. Dat is aardig ingezet. Ook vanuit dit departement stellen we ons op dit ogenblik krachtig op met het streven om de 250 historische buitenplaatsen een behoorlijk aanzien te geven. Er komt een 'groenfonds', waarin verschillende middelen uit verschil lende bronnen bijeen worden gebracht en die worden ingezet in het groene gebied. Neem nou de 'waardevolle cultuur landschappen'. Dat zijn dus typisch projecten die we uit het groenfonds gaan betalen. Dat zijn landschappen waar in samenspraak met de agrari sche belangen met name deze elemen ten kunnen worden versterkt, aan de hand van concrete plannen vanuit de samenleving zelf opgebouwd en besproken. Dus daar zijn goede moge lijkheden toe en ik geloof niet dat er naast het monumentenfonds en het groenfonds, dat besteed kan worden aan landschapsontwikkeling en land schapsbehoud, nog een derde fonds zou moeten ontstaan. Usprak al over de landschapsplannen van de gemeenten. Voelt u voor verdere stimu lering van zulke plannen, eventueel door verhoging van het budget dat u beschik baar stelt? We hebben op dit ogenblik al onge veer 210 landschapsplannen. Ik denk dat het jaarlijkse bedrag van 600.000 gulden, dat uitgetrokken wordt om dat te kunnen stimuleren, ruim voldoende is. Ik zal in '94 evalueren hoe dat instrument gewerkt heeft. Ik denk dat deze financiële bijdrage in deze orde van grootte gecontinueerd zal worden. De middelen staan niet te zwaar onder druk. We zullen zien of we na 2000 met die bedragen door moeten gaan. Ik denk haast van niet, omdat tegen die tijd bijna alle plannen al ontwik keld zijn. Voelt u voor een verplichting voor gemeenten om zo 'w plan te maken, gekop peld aan de plicht om een bestemmings plan voor het buitengebied te maken? Nee. Je moet de gemeenten niet met allerlei verplichtingen om de oren slaan. Je biedt de mogelijkheid dat men gesubsidieerd de plannen kan indienen om vervolgens landschaps plannen te ontwikkelen. De gemeen ten komen dan na rijpe afweging zelf tot de conclusie of ze dat willen doen, ja of nee. Ik vind 210 gemeenten al een groot succes, dat we er al zoveel hebben gehad. Dat werkt stimulerend. Vorig jaar zijn we ook begonnen met een gemeentelijke Natuurprijs. Dat is erg goed aangeslagen. Maar verplich tingen werken averechts. Heeft u een beleid voor ogen met bebou wing in het landschap? Bebouwing maakt strikt genomen onderdeel uit van het landschap als totaliteit. Het silhouet van een stad of een toren in de verte bijvoorbeeld of buitenhuizen. Bebouwing kun je niet los zien van het geheel, het maakt deel uit van het cultuurlandschap. Ik vind daar een grote samenhang in zitten. De verantwoordelijkheid voor de

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1993 | | pagina 6