Groenlo zet zich in voor oude stadskern
Ondanks afwijzing status 'beschermd stadsgezicht'
Wat betekent het voor een gemeente als de status beschermd stadsgezichtniet
wordt toegekend? Is dat een reden om de bescherming te laten voor wat hij is?
Of is het juist een aansporing om toch te proberen zoveel mogelijk van het oude
te bewaren? In deze bijdrage de schijnwerpers op het beleid van de gemeente
Groenlo ten aanzien van de oude stadskern.
LEO VAN DERMEULE
Wel degelijk een stad.
Wie zou denken dat Groenlo een dorp
is heeft het grondig mis. Al in 1277
schonk Reinoud I van Gelre de plaats
stadsrechten. Rond 1550 dacht keizer
Karei V het stadje een belangrijke rol
toe als vesting in het oosten ter onder
steuning van zijn macht. Daartoe
kreeg Groenlo een stervormige platte
grond met zware muren, bastions en
een brede gracht. De stad werd, toen
de strijd tussen Staatsen en
Spanjaarden in het gebied heen en
weer golfde, enkele malen belegerd.
Groenlo kwam uiteindelijk aan de
zijde van de republiek en werd door de
Staten Generaal in de zeventiende
eeuw op sterkte gehouden. In de acht
tiende eeuw zakte zij, zoals zoveel klei
nere steden in de randgebieden, weg
in stille gezapigheid. In de Franse tijd
was dan ook al een deel van de oude
wallen en muren verdwenen.
Het verleden in de verdediging
Gedane zaken nemen geen keer, en
soms is dat maar goed ook, maar in het
geval van Groenlo valt er wel het een
en ander te betreuren. Twee publika-
ties, 'Groenlo, gisteren en vandaag' en
'De Kroniek van Groenlo' geven een
goede indruk van hetgeen verdween.
Wat helaas opvalt is het lange voort
duren van de sloopwoede. In de vorige
eeuw sneuvelden de muren, poorten
Groenlo vanuit de lucht
en bruggen door mensenhand en een
schilderachtige watermolen door
stormgeweld. Echter tot in de zeventi
ger jaren van deze eeuw verdwenen er
karakteristieke huizen en boerderijen
uit de stadskern.
Het hoeft dan ook geen verbazing te
wekken dat de status beschermd stads
gezicht, waarom Groenlo gevraagd
had, niet werd toegekend. Het advies
van de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg, was negatief. Als
reden gaf men op dat weliswaar de
historische structuur en plattegrond
nog vrijwel volledig aanwezig waren,
maar dat daarbinnen te weinig histori
sche waardevolle bebouwing resteerde
om de stad in zijn geheel te bescher-
Tegengas
Nu kun je na zo'n beschikking bij de
pakken neer gaan zitten, maar daar
hadden ze in Groenlo toch niet veel
zin in. Als eerste zorg gold het verbe
teren van het woon- en verblijfskli-
maat in de binnenstad. Belangrijkste
voorwaarde daartoe was het terug
dringen van het doorgaand verkeer.
De rijksweg Zutphen-Winterswijk
ging dwars door het centrum.
Gelukkig kwam daar in '88 met het
gereedkomen van een nieuw tracé
een eind aan.
Na het omleggen van de rijksweg
besloot men het busstation van de
Markt naar een andere meer geschikte
locatie te verplaatsen. Daarmee kon de
herinrichting van dit oude plein
beginnen en het plein zijn rol als
ontmoetingsplaats en economisch
hart van de stad weer gaan vervullen.
Tweede grote klus was de reconstruc
tie, voor zover mogelijk, van de
Groenlose Gracht. Hierbij baseerde
men zich op een oud rapport over het
verloop van de muren en waterpar
tijen, dat gelukkig bewaard was geble
ven, en op aanvullend archeologisch
onderzoek. Het eertijds beruchte en
geduchte verdedigingswerk vormt nu
een aantrekkelijk wandelgebied met
een steeds wisselend uitzicht op stad
en omgeving. Dat laatste is geen loze
kreet: Groenlo heeft zich buiten de
oude stadswal eigenlijk maar naar één
kant uitgebreid en grenst verder nog
direct aan het omringende platteland.
Museum in stadsboerderij
De Groenlose Gracht is één van de
acht overgebleven rijksmonumenten.
De mentaliteitsverandering van de
afgelopen tien, vijftien jaar lijkt zorg
vuldig omgaan met de overige zeven
te garanderen. Zo bereidt men nu de
restauratie voor van de St. Calixtus,
een imposante neo-gotische kerk van
Jos. Cuypers. In de laatste overgebleven
stadsboerderij, die er puik bijstaat,
bracht men het Groenlo's museum
onder. Men heeft al een (voorlopige)
gemeentelijke monumentenlijst opge
steld. Tevens ligt er een grootscheeps
plan op tafel om in de binnenstad de
bestrating en het straatmeubilair in
een aangepaste stijl te vernieuwen.
Ronduit interessant is de enige in ons
land overgebleven stoomhoutzagerij
aan de Winterswijkseweg. De molen is
nog in bedrijf en na afspraak te bezich
tigen.
Bierdrinkers moet er een licht opgaan
wanneer we vermelden dat Groenlo
(lo=bos of woud) geruime tijd Grol (of
Grolle) werd genoemd. Ter nage
dachtenis aan de man die met zoveel
succes het brouwers-vakmanschap in
Grol introduceerde streeft men naar
de oprichting van een bierbrouwerij-
museum.
Het zal de lezer inmiddels duidelijk
zijn dat het Groenlo ernst is met de
herwaardering en verlevendiging van
de oude stad. Dat men zich bewust is
van het belang van monumenten stemt
hoopvol.
Drs. L. van der Meule is lid van de PC
Heemschut Zuid-Holland.
13