Rose Kennedy suite
Freek van der Valk:
'Alicja en Wil Polman zijn in een heel
vroeg stadium begonnen met het z.oeken
naar kleurencombinaties en vormen, ze
zijn op beurzen geweest, in het buiten
land gaan kijken. Ze hebben zoveel
mogelijk gebruik gemaakt van de
kleuren en materialen die hier vroeger
aanwezig waren. Ook de voorname
zwart-witte vloer verwijst in haar
huidige uitstraling naar de glans van
vroeger. Ook de namen van de vergader
en feestzalen laten het verleden, uit de
tijd van de Bonnes Soeurs, doorklinken:
de salon, het refectorium, het
monastère, de gewelvenkelder, onder
verdeeld in vier zalen met de namen
Joséphine, Madeleine, Florence en
Marie Antoinette, allemaal namen van
zusters die hier vroeger zijn ingetreden.
We hebben zelfs een Rose Kennedy
suite. Dat is.de meest luxueuze bruids
suite die we in dit gebouw hebben
aangebracht, genoemd naar een
vermaard oud-leerlinge van het vroegere
internaat, Rose Kennedy, moeder van
president Kennedy.'
Ir. P.A.M. Mertens is al twintig jaar werk
zaam. als restauratie-architect. Zijn eerste
grote restauratie betrof de 15cle-eeuwse kerk
in Neeritter m.et mg belangrijke 18de-
eeuwse uitmonstering in laat-Baroktrant.
Later kwamen restauraties van veel andere
kerken, kastelen en boerderijen, zoals op dit
moment bijvoorbeeld de Tiendschuur in
Amby. Ook is hij bezig met o.a. de recon
structie van de binnenstad van Sittard.
Het ligt voor de hand zijn m.ening te vragen
over de ideale omgang met monumenten in
een periode dat de economische situatie steeds
minder mogelijkheden lijkt te bieden.
Oud en nieuw met elkaar verzoenen
Mertens: 'Over de toekomst van de
monumentenzorg is een aantal positieve
en negatieve opmerkingen te maken.
Negatief: er is steeds minder geld
beschikbaar. Het Rijk treedt ook op dit
gebied terug, heeft - terecht overigens -
een stuk bevoegdheid bij de gemeenten
gelegd, maar daardoor stelt het zich
alsmaar kariger op tegenover monumen
ten. Hier in Bloemendal is de herbe
stemming gelukt, maar er zijn steeds
meer projecten waarbij het uiterst moei
lijk is tot een goede herbestemming te
komen. Kernpunt is: hoe gaan we
ontspannen met onze traditie om?
Tegenover de negatieve punten van de
terugtredende overheid zoals minder
gelden, het moeilijk vinden van bestem
mingen, staan ook positieve dingen zoals
hier in Bloemendal. Hoe moet je staan
tegenover dit verleden? In ieder geval
niet geïsoleerd. Je hebt een aantal reli
kwieën uit het verleden, daar ben je heel
zorgvuldig mee, daar kom je absoluut
niet aan, die laat je bij wijze van spreken
verstoffen. Maar als regel moeten we ons
afvragen of we niet moeten streven naar
een wezenlijke verzoening tussen oud en
nieuw, net zoals we hier in Bloemendal
geprobeerd hebben in het interieur en in
de uitbreidingen. Zouden we niet ook in
steden als Maastricht, Heerlen en zo
voort, kunnen proberen oud en nieuw
met elkaar te verzoenen, zodat beide
elkaar versterken? Zodat we geen
cultuur krijgen zoals die zich ontwikkelt
in Amerikaanse steden waar nauwelijks
van stedebouw sprake is en onherberg
zaamheid troef- goede uitzonderingen
daargelaten - en waar men af en toe met
vakantie gaat in een museumstadje. Nee,
we moeten een synthese tot stand
brengen, we moeten de nieuwe ontwik
kelingen enten op de elementen die ons
zijn overgeleverd, en die elementen zit
ten niet alleen in oude steden, die zitten
ook in ons cultuurlandschap. Kunnen we
die nieuwe stap zetten? Dat is cruciaal in
de omgang met monumenten.'
Nog even terugkomend op uw opmerking
dat de overheid terecht bevoegdheden t.a.v.
monumentenzorg heeft overgedragen aan
gemeenten... echt terecht?
Mertens: 'De allerbelangrijkste reden
voor overdracht van bevoegdheden is
dat op het niveau van de gemeenten de
meeste beslissingen over het ruimtelijk
beleid genomen worden. Daar is ook de
welstandszorg verankerd. Daar worden
in de eerste plaats stedebouwkundige
plannen, bestemmingsplannen, geënta
meerd. Dus juist om die integratie van
monumentenzorg en ruimtelijk beleid
tot stand te brengen was het essentieel
dat de bevoegdheden door de dagelijkse
omgang met monumenten ook wezen
lijk daar gelegd werden. Wat is nu wel
het probleem in de praktijk? Vanuit deze
terechte optiek heeft Monumentenzorg
zijn zaakjes keurig geregeld, een correct
stelsel van wetten, beleidslijnen, regel
geving tot stand gebracht, bevoegdhe
den overgedragen, maar... de gemeenten
waren niet klaar. Met name in Lintburg
heeft nu elke gemeente, op twee na, het
idee opgevat dat ze ook letterlijk alle
maal een eigen monumentencommissie
moeten instellen. Dat is een versnippe
ring van krachten, van expertise die in
die omvang niet aanwezig is, ook niet
hoeft te zijn. Als Monumentenzorg iets
meer gekeken had naar het juiste
moment van terugtrekken, was het in
Limburg misschien zo verlopen dat een
aantal grote gemeenten met veel monu
menten zoals Maastricht, Sittard,
Roermond, Venlo, een eigen monumen
tencommissie hadden ingesteld, liefst in
nauwe samenwerking met het hele
welstands- en architectuurbeleid. Een
groot aantal kleinere gemeenten zou
echter op vrijwillige basis samenwerking
zijn aangegaan zoals we dat ook sinds
meer dan vijftig jaar met de welstands-
zorg in Limburg kennen. Daar had een
rol voor de provincie kunnen liggen. Die
heeft de provincie begrijpelijkerwijs niet
opgenomen omdat in de nieuwe monu
mentenwet van 1988 de rol van de
provincie uitermate geminimaliseerd is,
terwijl juist zij de geschikste bestuurs
laag zou zijn om die coördinerende rol
op zich te nemen.'
Mathieu Schlijper is PR-medewerker van de
afdeling Limburg van Heemschut
Het voltallige personeel van Bloemendal bij de hoofdentree op de dubbele trapopgang.
7