QHÜV J casi-i □otaj aaal raraJ bsoH cm osiiH 9 Tegeltableau in de stationshal van F.H. Bach en geproduceerd bij Rozenburg. ten verzonken met de hand in zijn baard - en een boerin - met oorij zers en koket mutsje - als eerbetoon aan de Groninger landbouw aange bracht. Dat exterieur doorstond de storm der tijden, ook al was er in 1914 een serieus plan om die hele 'monstrueuze negentiende eeuwse dwaasheid' maar plat te gooien en een stuk zuidelijker een nieuw sta tion neer te zetten. Formica De monumentale, 25 meter hoge stationshal, werd echter wel het slachtoffer van latere smaak. Wat Gosschalk zo toepasselijk ontwierp als een immense stadspoort, sneu velde bij de stationsverbouwing van 1968-'69. Het nieuwe interieur moest kennelijk snelheid en dynamiek uit stralen. Vandaar een stroomlijning die in de laatste verbouwing van twee jaar geleden nog eens geac centueerd werd. De baksteenbouw en alle vroegere ornamenten werden met formica afgedekt. Reizigers ho ren klaarblijkelijk niet meer in zo'n hal te verpozen, maar moeten snel 'doorstromen' door een tunnel-achti- ge constructie. Dat althans sugge reert het (valse) tongewelf. De bovenverdieping is sindsdien het domein van de S.S.V.G. Gepen sioneerde spoorlieden biljarten er. Een kitscherige bar, dito meubels en grote kasten onttrekken voor een deel het zicht op de verrassende ar chitectonische vormgeving. Kartonnen ornamenten Merkwaardig genoeg moet het pla fond met zijn tongewelven en koepel van gebrandschilderd glas een sluit post bij de begroting zijn geweest. Gosschalk heeft daar namelijk van kartonnen ornamenten gebruik ge maakt. Van dichtbij bezien zijn alle gewelven pure 'fake'. Door achter stallig onderhoud zijn de kleuren nu verschoten. Lekkages lieten hun ver nietigende sporen achter.2) In schril contrast tot die goedkope afwerking van het plafond is de oogverblinden de kwaliteit van de met gebrand schilderd glas ingelegde gotische ro zetten aan de noord- en zuidzijde van de hal, de prachtige baksteen- bouw van de Moors aandoende wenteltrap aan de oostkant en de bij Rozenburg geproduceerde tegelta bleaus. De tegeltableaus zijn ontworpen door de Minerva-docent Franciscus Herman Bach (1865-1956), dezelfde die grote bekendheid geniet als de leraar van de schilders van de kun- stenaarsbent De Ploeg. Hoewel Bach bij zijn studenten Altink, Dijk stra en Wiegers de reputatie genoot om met houtskool in een kwartier tijd een hele figuur op papier te 'don deren' en hij hen ook voorging in het 'en plein-air' schilderen, zijn zijn zware, tamelijk statische ontwerpen voor de vijf 4,5 meter hoge tableaus nog geheel geënt op de klassicis- tisch-symbolistische traditie van Mid den-Europa. Wat de tableaus een heel bijzondere kwaliteit geeft is de transparante, lichtvoetige stijl waar mee de 15 bij 15 centimeter meten de aardewerktegels2) beschilderd zijn. 'Soppen' noemen de oude pla teelschilders dat bij de aardewerkfa briek Goedewaagen, waaraan ik als museumconservator verbonden ben. Zachte groenen en bruinen zetten de toon. Meer nog dan die vijf voor de treinreiziger voorgoed verscholen te geltableaus4) doet het inmiddels ver wijderde tegel 'behang' in het voor malige bagagedepot, aan de noord westzijde van de hal, Jugendstil-in-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1992 | | pagina 9