Veel kansen bij dijkverbetering
H.H. Kok
34
In het tijdschrift nr. 4 augustus 1992 stond een artikel van onze mede
werker Abele Reitsma over dijkverzwaring. Hij verleidde daarbij ing.
H.H. Kok, secretaris-coördinator van het polderdistrict Groot Maas en
Waal tot een uitvoerige reactie, die u hieronder aantreft, gevolgd door
een commentaar van Reitsma.
Verantwoordelijkheid
Wanneer we stil staan bij de gebeur
tenissen rond onze dijken is het
goed eerst vast te stellen wie daar
voor eigenlijk verantwoordelijk is.
Vaak wordt, ook in het artikel van de
heer Reitsma, Rijkswaterstaat ge
noemd. Dat berust op een misver
stand.
Vrijwel alle rivier- en zeedijken zijn
in beheer en onderhoud bij water
schappen, soms ook polderdistricten
genaamd. Zij zijn verantwoordelijk
voor het instandhouden danwel ver
beteren van de dijken.
De bewoners (ingelanden ge
naamd) van het door de dijken om
ringde gebied betalen daarvoor en
mogen rekenen op een stuk veilig
heid. De dijk is niet van het water
schap, de dijk biedt bestaansrecht in
het gebied en is in feite van alle be
woners van dat gebied. Het water
schap beheert het voor haar ingelan
den en moet dat vertrouwen waar
blijven maken.
Historie
De dijken zijn - veelal met de hand -
in de achterliggende eeuwen opge
bouwd, slingerend over de hoge
gronden heen om zo min mogelijk te
hoeven ophogen. Vaak ging het fout,
doorbraken zijn veelal nog herken
baar aan oude kolken en wielen.
Daar werd de dijk weer omheen ge-
Verzwaarde dijk bij Herwijnen, (foto's Abele Reitsma)
legd, niet er doorheen, want dat was
te lastig. Men hoogde de dijk maar
weer wat op in de hoop dat het nu
een tijdje goed zou gaan. De nood
zaak van verbreden zag men niet zo
en het was ook zo arbëidsintensief.
Zo ontstonden onze huidige steile en
kronkelende dijken, gebouwd op ge
voel.
In de jaren vijftig en zestig gingen
we, gewaarschuwd door de ramp in
1953, met andere ogen naar die
hoop zand en klei kijken. Hoe voor
kom je dat die wegspoelt en hoe
hoog moet het eigenlijk zijn? Twee
verschillende zaken.
ledereen die op het strand wel
eens een fort gebouwd heeft tegen
de opkomende vloed kan in principe
zien hoe grond en water op elkaar
reageren, zo ingewikkeld is het niet.
Bij dezelfde hoogte is een smalle
hoop zand eerder weg dan een bre
de. Wetenschappelijke studies leer
den de deskundigen de sterkte van
grondophogingen te berekenen.
Polderdistricten besteden veel
geld aan deze grondonderzoeken en
berekeningen om daarmee het ont
werp van de dijk zo goed mogelijk te
kunnen inpassen in de lokale situa
tie.
Uit berekeningen volgt, dat ver
breden van de dijk, verflauwen van
de taluds en ophogen van het maai
veld achter de dijk vrijwel altijd nodig
is om te zorgen dat de dijk sterk ge
noeg is. Dit is al nodig zonder dat we
nog over verhogen praten.
Hoe hoog moet een dijk zijn?
Vroeger bepaalde iedere dijkbeheer-
der zelf zijn dijkhoogte, liefst net iets
hoger dan zijn buurman. Complete
veldslagen zijn daarover gevoerd.
Die tijd hebben we gehad en we
spreken landelijk af wat we met el
kaar doen. Maar hoe?
Moet een dijk het hoge water keren
dat één keer per jaar of één keer in de
tien jaar of één keer in de honderd jaar
voorkomt? Dat is een moeilijke keus.
Water is leuk om in te zwemmen,
maar niet in je woonkamer, fabriek of
winkel, laat staan in de stroomkabels,
want zonder stroom valt het in onze
samenleving niet mee. Dus toch maar
niet te vaak die ellende. Op gevoel kie
zen is een slechte onderbouwing. Nee,
deskundigen keken naar het gebied,
hoe diep zijn de polders, hoe groot is
het gevaar (zee of rivier), hoeveel
mensen wonen er, kortom welk risico
vinden we nog net acceptabel voor
een hoog ontwikkeld en vaak dichtbe
volkt gebied.
Deze afweging is uiteindelijk be
krachtigd door de regering. De keus
viel op een waterstand die een kans
van voorkomen heeft van circa één
maal per 1.000 jaar voor de rivierdij
ken en één keer per 10.000 jaar voor
de meeste zeedijken. In ons gebied
betekent dit dat de Waalbandijken
circa 75 tot 150 cm verhoogd dienen
te worden.
De waterstand die bij deze risico
keus hoort wordt aangeleverd door
Rijkswaterstaat als rivierbeheerder
en vormt een technische randvoor
waarde bij de beoordeling van de
dijk en een eventuele verbetering er
van. De onlangs door de minister in
gestelde commissie 'Boertien' zal
naar ik aanneem zich ook buigen
over deze risicokeus. Overigens een
analyse welke ook eerder is gedaan
door de commissie 'Becht' in het be
gin van de tachtiger jaren.
Is die norm een strenge eis?
Het getal op zich zegt niet zoveel. In
ons dagelijks leven lopen we vele
risico's, positieve en negatieve.
Risico's waartegen we ons vaak ver
zekeren, brand, inbraak, ziekte enz.
In die zin zou je een goede dijk kun
nen zien als een collectieve verzeke
ring. De gestelde norm past binnen
de risico's waarmee we dagelijks on
gemerkt omgaan.
Langs de grote rivieren wordt de
laagste veiligheidseis gesteld van
onze primaire waterkeringen in Ne
derland. Wat we vaak niet weten is
dat er aan bijvoorbeeld milieuram
pen binnen het door de dijken be
schermde gebied aanzienlijk hogere
veiligheidseisen gesteld worden. Te
recht! Maar we moeten dan niet uit
het oog verliezen dat dijken het hele