'Later geven ze ons gelijk!'
rr
üh
L:
\-:-M
17
ï'F^rïr
1 !l
A
j-
IU
li;
f-
Leo van der Meule
KNOB-studiedag over bouwhistorisch onderzoek
Met deze kernachtige uitspraak besloot prof. dr. ir. C.L. Temminck Groll,
emeritus hoogleraar restauraties aan de TU Delft, zijn bijdrage aan de
KNOB-studiedag bouwhistorie op 23 september in het Deventer stad
huis. Een dag, gewijd aan de nog immer moeilijke plaats van het vak
binnen de Nederlandse restauratie-wereld. Welke gegevens kan de
bouwhistoricus aandragen en op welke manier? Vormt zijn kennis een
inspirerend uitgangspunt of een hinderlijk obstakel?
tuitgavel
vlechtingen
glaa-in-lood paneel
KI
tr.m.imhiïTifr
N
j. :.j :..:üüi.. .iiiii,. ::;iiiii
I i
L-sÜ
LI
ii-
-■
M\
i
korfboog
tweelichtvenster
spitsboog
melkmeisje
8. Achtergevel zfde Prooed|passage. tek.
JjCGL Kreek
Gerestaureerde achtergevel van oudste huis van Deventer aan Sandrasteeg 8.
De wethouder van Deventer die mo
numentenzorg in haar portefeuille
heeft, mevr. ter Velde stak aan het
begin van deze dag haar kritiek op
het rijksbeleid monumentenzorg niet
onder stoelen of banken. Ook zij
vroeg zich af hoe dat verder moet
met in de toekomst een ongedekte
som van 5 miljard aan restauratie
werken. De onderwaardering van het
cultureel erfgoed door het rijk vond
zij kortzichtig en dom. De zaal
zweeg betekenisvol.
Daarna kwam Temminck Groll aan
het woord. Hij bepleitte een veel te
rughoudender manier van restaure
ren, er belandt nog steeds veel te
veel in de afvalcontainer. De plan
vorming rond een restauratie dient
soepeler te zijn, zodat indien nodig
tijd beschikbaar is voor onderzoek,
als vondsten tijdens het werk ge
daan daartoe aanleiding geven. Hij
memoreerde nog even zijn destijds
'slechte' reputatie door middel van
een anekdote: een aannemer gaf
zijn werklui het advies bouwhistori
sche vondsten zo snel mogelijk weer
weg te moffelen, in ieder geval voor
T.G. eraan kwam 'Anders moeten
we het laten zitten.De spreker be
nadrukte ook de noodzaak bouwhis
torisch onderzoek op een zo breed
mogelijke basis te funderen, dus niet
alleen gegevens betrekken vanuit
het gebouw zelf maar ook uit docu
menten en archeologisch speurwerk.
Waarom doen we aan zoiets als mo
numentenzorg, waarom restaureren
en behouden we allerlei zaken?
Toch allereerst om een stuk verleden
ongeschonden door te laten leven in
de toekomst. Dat de bouwhistoricus
daarbij een soms lastig maar altijd
inspirerend 'tot hier en niet verder'
kan en mag laten horen, stond voor
de vroegere hoogleraar wel vast.
Een man die niet alleen vele decen
nia lang doceerde maar ook daad
werkelijk restaureerde. Iemand der
halve die weet waarover hij praat als
hij zegt dat gedegen bouwhistorisch
onderzoek onmisbaar is voor goed,
betrouwbaar restaureren.
Toegepast of autonoom
De lezing van bouwhistoricus Wij-
nand Bloemink richtte zich op het
nauwgezet onderzoeken van oud
muurwerk als bron van informatie
over de ontwikkeling die een gebouw
heeft meegemaakt. Onderhuids
kwam hier echter nog een vraag aan
de orde, namelijk die naar de ver
houding tussen toegepast en auto
noom bouwhistorisch onderzoek. In
het eerste geval worden gegevens
uit het onderzoek 'meegenomen' in
de restauratie. In het tweede geval
poogt het onderzoek slechts licht te
werpen op de bouwpraktijk in het
verleden zonder dat daar meteen
iets mee gedaan wordt. De calques
met hun steentje voor steentje uitge
tekende muren van de Grote- of St.
Lebuïnuskerk in Deventer, door
Bloemink getoond, waren weliswaar
een lust voor het oog maar riepen
ook vragen op. Zoals: laat zich dit
soort kennis niet sneller en goedko
per vergaren? Hoe krijg ik ooit een
opdrachtgever zo gek dat hij geld uit
trekt voor dergelijk onderzoek?
Dirk de Vries, bouwhistoricus
werkzaam bij de Rijksdienst, sprak