Actie voor Noorderkerk ÉÉtl 20 recent werden beschermd, zoals een benzinestation in Nijmegen, of die daarvoor wellicht in de naaste toe komst in aanmerking komen. Dus toch ook daar weer aandacht voor de tradi tionele bescherming van monumentale objecten. En in de MlP-publikaties houdt men zich in wezen met niets an ders bezig. Wat is er tegen deze tradi tionele taak? En wat de stellingen van de Minister van WVC betreft, meent zij werkelijk, dat men in het Monumenten jaar 1975 nog niet inzag, dat 'monumenten een belangrijke factor zijn in de cultuurhistorische kwaliteit van het ruimtelijk leefmilieu'? Om pre cies die reden is door de monumen tenzorg met nadruk aansluiting ge zocht en gekregen bij het in die jaren met zoveel enthousiasme in gang ge zette stadsvernieuwingsbeleid. Eén van de grote stimulatoren bij de RDMZ van dat-traditionele-patroon-van-de- monumentenzorg-doorbrekende- beleid, was de heer Van Dun. Het zij hier met ere vermeld. Vooruitstrevend Vooruitstrevend kwaliteitsbeheer: ook deze formulering vraagt nadere uitleg. Als de heer Van Dun onder 'kwaliteit' verstaat 'in het verleden tot stand ge brachte architectonische kwaliteit', kan ik mij iets voorstellen bij het 'beheer' daarvan. Dat 'beheer' krijgt al jaren ge- Op 5 september is het startsein gegeven voor een grote geldwervingsactie ten behoeve van de restauratie van de Amsterdamse Noorderkerk. De actie moet drie miljoen opleveren. De totale restauratiekosten bedragen ruim tien miljoen. De Noorderkerk behoort samen met de Zuiderkerk, de Oosterkerk en de Westerkerk tot de beroemde krans van protestanse kerken in Amsterdam, stammend uit de gouden eeuw. De door Hedrick de Keyser ontworpen kerk uit 1623 heeft met zijn vier gelijke armen de vorm van het Griekse kruis. Het gironummer van de Stichting Vrienden van Noorderkerk is: 303430 o.v.v. restauratie Noorderkerk. stalte door de hantering van de in de Monumentenwet en gemeentelijke en provinciale monumentenverordenin gen verankerde instrumenten. Traditio neel dus. Maar vooruitstrevend? Het ontgaat mij, wat de auteur daarmee bedoelt. Plaatsing van sociaal-maatschappe lijke ontwikkelingen in een historisch perspectief: dat roept de vraag op, hoe dat moet gebeuren. Is het restaureren en verbouwen van een 19de eeuwse kazerne tot een appartementen-com plex het plaatsen van sociaal-maat schappelijke ontwikkelingen in een his torisch perspectief? Of juist niet? En het geven van een nieuwe functie aan een kerk of kasteel? Pleit de heer Van Dun voor het zoveel mogelijk behou den van de oorspronkelijke functie? Of gaat het om de omgeving, waarin het beschermde object is gelegen, om nieuwbouwontwikkelingen in een his torische omgeving? Kunnen sociaal maatschappelijke ontwikkelingen in de gebouwde omgeving wel in een histo risch perspectief worden geplaatst? En als dat al mogelijk zou zijn, is dat dan een taak of doelstelling van de monu mentenzorg? Wanneer een gemeente voor de vraag komt te staan: slopen of hand haven, kiest men soms voor handha ven op grond van - mede - cultuurhis torische of van sociaal-maatschappe lijke overwegingen. Er wordt dan in de gerehabiliteerde situatie naar functies gestreefd, die aansluiten bij de func ties, die daar eerder waren. Maar als een gebied aan een totale vernieuwing toe is, zoals - om een Haags voor beeld te noemen - het Laakhavenge- bied, dan blijkt het aspect 'monumentenzorg' daarbij geen enke le rol te spelen, laat staan, dat in zo'n gebied de sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen in een historisch per spectief worden geplaatst. De heer Van Dun geeft aan, dat de rijksover heid op vragen hierover ook geen ant woord weet te geven (situatie Veenhui- zen?). Mij verbaast dat niet en het leidt mij tot de conclusie: schoenmaker, blijf bij je leest. Conclusie Waarom deze wat uitvoerig uitgevallen reactie op het artikel van de heer Van Dun? Omdat m.i. de gemeente Amers foort, en deze gemeente niet alleen, zo weinig kan doen met zijn kritiek, die vanuit de hoek van de rijksmonumen tenzorg wordt gegeven op een ge meentelijke nota en vademecum over monumentenzorg en archeologie. De opmerkingen van de heer Van Dun zouden naar mijn oordeel meer hout snijden als het zou gaan om een archi tectuurnota van de gemeente of een nota over het ruimtelijke ordeningsbe leid, ja voor mijn part het ruimtelijke kwaliteitsbeleid of -beheer. Maar daar gaat het niet over. De werkelijke mar ges om het monumentenbeleid te ver leggen of te verruimen zijn beperkt. Wel kan men een (nog?) duidelijker relatie leggen met de natuur- en land schapsbescherming en de ruimtelijke ordening b.v. door gezamenlijk een standpunt te bepalen over ontwikkelin gen als de dijkverzwaring, de Betuwe lijn of de aanleg van de TGV. Maar de 'traditionele' rol van de monumenten zorg - en daarbij behoort ook het we tenschappelijke (bouwhistorische) on derzoek en de wetenschappelijke be schrijving van monumenten, een rol, waarvan ook de buitenwacht ver wacht, dat die door overheidsmonu- mentendiensten wordt vervuld - die rol moet men niet verwaarlozen. Prof. drA. van der Woud formuleer de het op de Monumentenstudiedag op 27 maart j.l. in Hoorn als volgt: 'Er lijken in de komende jaren drie akties nodig. De allereerste is dat de monu mentenzorg gemoderniseerd moet worden en dat betekent, zoals bij alle vernieuwingsbewegingen, terug naar de bron, naar de vraag, waarom het ook al weer ging...'. Ik ken de heer Van Dun goed ge noeg om te weten, dat hij zal blijven doorgaan met denken en het aan de hand doen van ideeën over andere wijzen om met monumenten om te gaan. Hij moet daar vooral mee door gaan, want hij is op dat punt één van de weinigen. Het blijft zeer noodzake lijk, dat allen die bij het behoudsvraag- stuk betrokken zijn, zich steeds weer afvragen: waarmee zijn wij bezig? En hoe geven wij inhoud aan onze doel stelling? De waarnemend directeur van de RDMZ zegt in het jaarverslag 1991 dat 'het jaar 1991) in mineur eindigde. Genadeloos sloegen bezuinigingen toe: tegelijkertijd werd de WVC-bijdra- ge aan het Stadsvernieuwingsfonds van 26 miljoen per jaar stopgezet en werd een verlaging van het restaura tiebudget met 4.55 miljoen per jaar aangekondigd'. Primair is het dus nu onze taak erop te hameren, dat op een dergelijke wijze van een serieus 'omgaan' met monumenten en van 'kwaliteitsbeheer', in welk opzicht dan ook, geen sprake kan zijn. Met het in de mond nemen van het woord 'Deltaplan' dooft men het geluid van de noodklok niet. En met Amersfoort komt het wel goed, zeker zolang de heer Asselbergs daar wethouder is. Want hij heeft Amersfoort goed bekeken. Mr. G. W. van Herwaarden is lid van de Bond Heemschut.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1992 | | pagina 20