7
Vervangende nieuwbouw voor het gesloopte
rijksmonument te Neerijnen.
Soms is er nog een oud water
schapshuis (dijkstoelhuis). Gemalen
en sluizen regelen het waterbeheer
van het achterland. Op sommige
plekken staat nog een windmolen.
Kenmerkend voor het rivierenland
zijn ook de rivierduinen, zomerdij
ken, ooibossen, kwelbossen, grien
den, rietlanden, wilgenstruwelen,
boomgaarden, greppels en hagen.
Het verkeer gaat over de dijk.
Conflict
Dijkverzwaring brengt de harmonië
rende kwaliteiten van cultuur, natuur
en geomorfologie ongewild met el
kaar in conflict. Als de ene kwaliteit
moet blijven, moet de andere plaats
maken voor de dijk. Hiertussen kie
zen is eigenlijk onmogelijk. Het zo
geforceerde conflict brengt verschil
len in karakter aan het licht. De ken
merken verschillen van elkaar in hun
manier van ontstaan en verdwijnen.
Cultuurhistorische kwaliteiten zijn
tijdgebonden, dus eenmalig en on
vervangbaar. Cultuurmonumenten
hebben een duurzaam karakter. Zo
lang cultuurmonumenten een functie
hebben is hun voortbestaan veiligge
steld. Zelfs als ze hun oorspronkelij
ke functie verliezen houdt de mens
ze nog graag in ere.
Geomorfologische kenmerken
danken hun ontstaan eveneens aan
een historisch proces dat zich niet
makkelijk zal herhalen. Ze hebben
dus ook de karaktertrek van eenma
ligheid. Maar ze zijn ook verganke
lijk, zeker als ze nog blootstaan aan
het spel der elementen.
De ontwikkeling van de natuur kan
een lang proces zijn met een histori
sche dimensie. De natuur ontwikkelt
zich afhankelijk van fysieke voor
waarden, zoals bijvoorbeeld het geo
morfologische en cultuurhistorische
reliëf in het landschap. De natuur
kan zich herstellen, maar dit kan
veel tijd kosten. Als een unieke voor
waarde ontbreekt, bijvoorbeeld de
helling van een dijk, wordt de natuur
nooit meer de oude.
Het is verleidelijk om zo een on
derlinge rangorde aan te geven tus
sen kwaliteiten van geomorfologie,
cultuurhistorie en natuur. Dat zou het
kiezen makkelijker maken. Maar de
uniformiteit zou nog groter worden
als bij elke dijkverzwaring dezelfde
rangorde geldt. Uiteindelijk moet bij
voorbeeld ook meetellen hoe uniek
een bepaald kenmerk langs een
concreet dijkvak is. Helaas bestaat
de indruk dat de autoriteiten de argu
menten op een willekeurige, oppor
tunistische manier gebruiken om
stelselmatig de bebouwing langs de
dijken te verwijderen.
Goede voornemens
De grote schade bij dijkverzwaring
en het heersende gevoel van onrust
hierover vormden in mei 1975 de
aanleiding voor de instelling van de
Commissie Rivierdijken. In maart
1977 publiceerde de commissie haar
eindrapport. Hoewel de commissie
de kritiek kreeg dat zij willens en we
tens niet alle aspecten had onder
zocht, leefde algemeen de verwach
ting dat er in het vervolg een betere
belangenafweging zou plaatsvinden.
In oktober 1978 besloot de rege
ring haar beleid af te stemmen op de
aanbevelingen van de commissie.
De veiligheidsnorm werd verlaagd
tot een jaarlijkse overstromingskans
van 1/1250ste. Voorheen was dit
1/3000ste. Dankzij de verlaagde vei
ligheidsnorm was een dijkverhoging
van gemiddeld twintig cm voldoende.
Voor de meest waardevolle dijkvak
ken zouden niet-traditionele, 'uitge
kiende ontwerpen' komen. De een
zijdige belangstelling voor de water
staatkundige procedure moest wor
den vervangen door een tweespo
renbeleid. Hierin zou ook de Wet op
de Ruimtelijke Ordening correct toe
gepast moeten worden om aan de
niet-waterstaatkundige belangen zo
veel mogelijk recht te kunnen doen.
Slecht resultaat
De goede voornemens kregen niet
veel kans. In 1985 kwam Rijkswater
staat met een herberekening van de
dijkhoogte. Sindsdien moeten de dij
ken een meter extra worden ver
hoogd vergeleken met vroegere re
kensommen. Nu zijn de nieuwe dij
ken nog kolossaler dan vóór 1978.
Het probleem dat de aanleiding
was voor de instelling van de Com
missie Rivierdijken bestaat nog
steeds - in grotere omvang zelfs. Er
is voldoende reden de discussie op
alle niveaus te heropenen. De be
leidsdoelstellingen uit 1978 worden
onvoldoende gerealiseerd. Met de
realisatie van 'uitgekiende ontwer
pen' is het slecht gesteld. De praktijk
leert dat de autoriteiten geen uitge
kiend ontwerp maken als de kwalitei
ten van het dijkvak er om vragen,
maar alleen als de besluitvorming in
een impasse verkeert. De bestem
mingsplanprocedure is nog steeds
ondergeschikt aan de water
staatkundige besluitvorming. De dijk
verzwaring gaat zelfs mank aan een
structureel eenzijdige benadering
van het leefmilieu.
Onnodige sloop
De dijkverzwaring werpt zijn scha
duw ver vooruit. Wie over de rivierdij
ken rijdt, ziet her en der erven zon
der huis. De meeste bebouwing die
er nog staat, is verwaarloosd. Jaren
lange onzekerheid laat zijn sporen
na. Het rivierenlandschap verloedert
met de week - al tientallen jaren. De
dijkbebouwing is met duizenden hui
zen uitgedund, nog voordat de dijk
verzwaring begint.
Veel dijkbebouwing wordt onno
dig, of onnodig vroegtijdig, gesloopt.
De praktijk toont dat sloop de voor
keur heeft. Als een dijkbewoner te
kennen geeft dat hij eventueel bereid
is te verhuizen in het geval dit echt
niet anders blijkt te kunnen, zegt hij
al te veel. Het lot van zijn huis is dan
al bezegeld. Waterschappen willen
alles slooprijp hebben voordat het
rijk het geld voor het dijkverzwa
ringsproject beschikbaar stelt, het
liefst nog voor de plannen zijn vast
gesteld en goedgekeurd. Ze probe
ren in het prilste stadium zoveel mo
gelijk dijkbewoners te overreden tot
verkoop van hun woning. Als een
waterschap eenmaal eigenaar is,
heeft het vrij spel. De woning is dan
al voorbestemd voor sloop, ook al is
sloop niet noodzakelijk. De eerste
kans op leegstand wordt benut. Als
het huis ontruimd is, wordt het uit de
weg geruimd.
Niet elk afzonderlijk dijkhuis is per
definitie onmisbaar. Niet elk gebouw
langs de dijk staat op een monumen
tenlijst. Er kan zelfs begrip bestaan
voor het feit dat niet elk cultuurmo
nument gespaard kan blijven - als er
geen alternatief is en als dijkverzwa
ring bittere noodzaak is. Het gaat
ook niet alleen om de afzonderlijke
objecten. De dijkbebouwing als ge
heel, als nederzettingspatroon langs
de dijk, is een structureel verschijn
sel met cultuurhistorische betekenis.
Het wonen aan de dijk is een wezen
lijk kenmerk van ons rivierenland
schap. De sloop is nu zo massaal,
dat de essentie van het bebouwings
patroon wordt vernietigd. Er vallen
zulke grote gaten tussen de overblij
vende woningen dat de samenhang
verdwijnt. Of een nederzetting wordt
in feite geheel weggevaagd.