33
Gedeelte van de kerkring van Dreischor met travalje (foto AP. de Klerk)
nieuwe polder ontstond. Door het
Monumenten Inventarisatie Project
worden momenteel de 19de- en
vroeg 20ste-eeuwse ontwikkelingen
in kaart gebracht.
Enkele aparte gevallen
Er bestaan ook dorpen die moeilijk
of zelfs buiten de hiervoor gegeven
typologie vallen. De plattegrond
wordt dan niet zozeer bepaald door
een markante vorm van de hoofd
straat, een kerkring, een voorstraat
of een dijk, maar door een ander ele
ment. Een curieus geval, en landelijk
gezien uniek, is Borssele op Zuid-
Beveland, waarvan de plattegrond
beheerst wordt door een ruim opge
zette rechthoek van straten, waar
binnen een tweede rechthoekig stra-
tenpatroon ligt. Dit planmatig opge
zette dorp ontstond na 1616.
Ook de vestingdorpen, veelal date
rend uit de 17de of 18de eeuw, zijn
niet direct binnen de zojuist behandel
de dorpstypologie onder te brengen:
hier zijn het de al dan niet nog her
kenbare vestingwerken die de platte
grond domineren. Retranchement in
Zeeuws-Vlaanderen is een mooi
voorbeeld van zo'n dorp. Tot slot kun
nen als bijzonderheid enkele dorpen
worden genoemd die op de grens
met België liggen, of beter gezegd die
zich aan beide zijden van de grens
uitstrekken, zoals Nieuw-Namen en
Clinge (en in België respectievelijk
Kieldrecht en De Klinge heten). De
overgang naar het buurland komt tot
uitdrukking in de veranderde bestra
ting van het wegdek en in een andere
architectuur van de huizen.
Beschermde dorpsgezichten
Wanneer een goed bewaard geble
ven historische dorpsplattegrond sa
men gaat met een overwegend his
torisch bebouwingsbeeld kan ge
sproken worden van een monumen
taal geheel. Een aantal van dergelij
ke situaties is sinds de inwerking tre
ding van de Monumentenwet in 1961
aangewezen als beschermd dorps
gezicht. In Zeeland betreft dat een
achttal dorpen (Borssele, Nisse,
Dreischor, Noordgouwe, Kloetinge,
Wemeldinge, Colijnsplaat, Sint Anna
ter Muiden).
Door de aanwijzing tot beschermd
gezicht wordt getracht het karakter
met behulp van een bestemmings
plan te handhaven. Rigoureuze in
grepen in de bebouwing en in het
stratenplan, die het typische karakter
verzwakken, kunnen hiermee wor
den voorkomen. Het is echter niet de
Dorpsplein van Borsele. (foto G. Drukker, RDMZ)
bedoeling van deze acht bescherm
de dorpen even zo vele openlucht
musea te maken. De bescherming is
niet gericht op een 'bevriezing' van
de bestaande situatie, maar geeft
mogelijkheden om veranderingen in
bebouwingsbeeld en stratenplan
zorgvuldig te begeleiden. Deze aan
dacht staat niet op zichzelf: zo be
vatten 'beschermende' bestem
mingsplannen soms ook dorpsver-
nieuwende aspecten, zoals sanering
van milieuhinderlijke bedrijven en het
voorzien in nieuwbouwlocaties. Deze
acties kunnen een bijdrage leveren
aan de kwaliteit van de (woonomge
ving en daarmee aan de levensvat
baarheid van de dorpen. En dat is
van groot belang, want de continuï
teit waarmee veel dorpen zich al
eeuwen handhaven betekent niet
automatisch een garantie voor het
voortbestaan in de toekomst. Zeker
als de bevolking wegtrekt en het
voorzieningenniveau daalt, dreigt dit
gevaar. De vrijkomende huizen kun
nen weliswaar aan recreanten wor
den verkocht, maar daar zijn ook
nadelen aan verbonden: het grootste
deel van het jaar staan ze leeg en
geven ze het dorp een levenloze in
druk. Inmiddels proberen sommige
Zeeuwse gemeenten deze vorm van
recreatieve ontwikkeling tegen te
houden en andere wegen te vinden
om de dorpen in monumentaal op
zicht èn wat betreft het sociale leven
aantrekkelijk te houden.
Drs. L. Prins is historisch geograaf
bij de Rijksdienst voor de Monumen
tenzorg.