Literatuur
26
Restant van een oude inbraakkreek met aansluitend karrevelden aan de noordkust van Zuid-Beveland.
(foto Jaap Wolterbeek)
velden, vlak achter de dijk, groef
men de klei voor het dijkonderhoud.
De aanleg van inlagen vormde het
Zeeuwse antwoord op dreigende
doorbraken van die dijken. Aan de
landzijde van een zwak dijkvlak werd
een extra dijk gelegd, opdat bij door
braak alleen het tussenliggende pol-
dertje, de inlaag, zou indunderen.
Vooral de zuidkust van Schouwen is
op deze manier enkele kilometers te
ruggelegd. De nog bestaande inla
gen, zoals die ten zuidwesten van
Zierikzee en die ten zuidoosten van
Burgh-Haamstede, zijn nu in beheer
als natuurterreinen. Hetzelfde geldt
voor de vele welen op Zuid-Beve
land: doorbraakkolken als restanten
van dijkdoorbraken.
Toekomst
Het Zeeuwse cultuurlandschap
vormt de meest concrete en veel
zeggende erfenis van het verleden
die ons is nagelaten. Maar heeft
deze erfenis ook toekomst?
Ondanks de inzet van particuliere
organisaties (als de Stichting Het
Zeeuwse Landschap en de Stichting
Landschapsverzorging Zeeland) en
de redelijk goede wil van de provin
ciale overheid (zoals blijkend uit het
Streekplan Zeeland uit 1988), geven
diverse ontwikkelingen aanleiding tot
bezorgdheid. Het Zeeuwse land
schap werd vooral sinds de laatste
wereldoorlog zo onherkenbaar ver
anderd als in weinig andere provin
cies het geval is geweest. De inun
datie van Walcheren in 1944-45 en
de februari-ramp van 1953 maakten
her- en ruilverkaveling in vrijwel de
hele provincie noodzakelijk. Veel van
de landschappelijke verschillen bin
nen het oudland en tussen oud- en
nieuwland werden toen uitgewist. De
weinige oude elementen die ge
spaard bleven (werven, kerkhoven,
dorpen), kwamen als Fremdkörper
los van hun omgeving te liggen.
Schouwen-Duiveland is daar het
schrijnendste voorbeeld van.
We moeten ons overigens wel
realiseren dat verandering een we
zenskenmerk van het landschap is.
En dat bezorgdheid ook vroeger al
bestond. De historicus Huizinga,
door familiebanden verbonden met
Inlaag aan de noordkust van Noord-Beveland. (foto Kees Bos)
Walcheren, zag reeds in 1911 dat
eiland door 'sloopings-woede' be
dreigd werd!
Maar het is de grootschaligheid
van veel hedendaagse ontwikkelin
gen die vrijwel elke verandering tot
een vervlakking en een verarming
van het landschap maakt. Dat effect
valt te vrezen van de tweede golf
van ruilverkavelingen die thans over
de provincie slaat. Ook het allerlaat
ste onaangetaste oudelandenge-
bied, de Zuidbevelandse Yerseke
Moer, is bij zo'n ruilverkaveling be
trokken. Maar de laatste rondweg,
het laatste uitbreidingsplan in een
kwetsbaar buitengebied en het aller
laatste recreatieproject in de binnen-
duinrand, ze zijn helaas nog lang
niet in zicht! Zeker geldt dat voor al
lerlei sluipende veranderingen. Het
afgraven van een binnendijk behoort
daartoe, maar in deze provincie be
tekent dat tegelijkertijd niet veel min
der dan het scheuren van een blad
zijde uit een geschiedenisboek! De
zelfde Huizinga schreef in 1943:
'waar een landschap verminkt
wordt... gaat iets teloor van den zin
van het leven'!
Toch is er hoop voor het cultuur
landschap. Zeker in een provincie
waar toeristen en recreanten behal
ve als bedreigers, ook als consu
menten van een waardevol land
schap zijn te beschouwen. Verder
zouden heem- en oudheidkundige
organisaties zich veel actiever met
de dagelijkse leefomgeving moeten
bezighouden. Alleen zo kan de nu
door enkelen beleden zorg voor cul
tuurlandschap een breed draagvlak
en een gefundeerd oordeel krijgen.
Want: wie niet weet, die wél deert!
Dat geldt ook voor de overheid. Die
dient duidelijker dan tot nu toe het
geval was, te beseffen dat ze niet al
leen een toekomst (met veel natuur)
heeft voor te bereiden, maar ook een
(culturele) erfenis te beheren.
Drs. A.P. de Klerk is historisch-geo-
graaf en als zodanig o.m. lid van de
Natuur- en Landschapscommissie
van de Natuurbeschermingsraad.
A.J. Beenhakker, Het Zeeuwsche zeekleilandschap.
Z.p., 1987.
A.P. de Klerk, Het zuidwestelijk zeekleilandschap. In:
S. Barends e.a. (red.), Het Nederlandse landschap.
Een historisch-geografische benadering. Utrecht, vier
de druk, 1991pp. 67-76.
P.H. Nienhuis en R.J.B.M. Willems (red.). Mens zee
land. Het beheer van het Zeeuwsche landschap.
Heinkenszand/Goes/Middelburg, 1986.