Gevolgen bezuinigingen kunnen niet
uitblijven
Abele Reitsma
46
De overheid bedeelt monumenten stiefmoederlijk met financiële midde
len. Sinds mensenheugenis zijn monumentenzorgers hier al van over
tuigd. De budgetten staan in geen verhouding tot het belang van monu
menten. De maatschappelijke erkenning van dit belang stijgt en overhe
den hechten steeds meer aan 'de zorg voor de historische factor in de
gebouwde omgeving als geheel' (minister d'Ancona, 25 oktober 1991).
Maar de portemonnee blijft dicht. De monumentenorganisaties pikken
dit niet langer. De NCM, waarin o.m. Heemschut participeert, organi
seert samen met de VNG op 27 mei in Den Haag een protestsymposi
um. Eerder al protesteerde de voorzitter van de NCM, de heer J.C.J.
Lammers op de Nationale Monumentendag van 27 maart krachtig tegen
de regeringsplannen. Half mei, als de Tweede Kamer een hoorzitting
houdt, wordt er ook krachtig aan de bel getrokken. De kamerbehande
ling van de bezuinigingen is rond 10 juni.
De geldstroom, die al structureel te
klein is, wordt nu zelfs verminderd.
De laatste tijd heeft het rijk verschil
lende budgetverlagingen bekend ge
maakt die de zorg voor het gebouw
de erfgoed raken. Op dit moment
zijn tenminste zeven verlagingen en
herschikkingen van rijksbudgetten
actueel (zie onder andere het laatste
Heemschut-nummer).
De minister ontziet de broertjes en
zusjes van de monumentenzorg
(musea, archeologie en archieven)
bij de bezuinigingen en geeft hen
een extraatje. De nieuwe geldkraan
ter stimulering van architectuur wordt
vervroegd opengedraaid. Maar heeft
het wel zin, op de lange duur, om te
investeren in nieuwe architectuur als
er te weinig geld voor cultuurbeheer
is?
Discrepantie
Het verschil tussen de beschikbaar
gestelde middelen en de vraag naar
subsidie is groot. Voor de restauratie
van rijksmonumenten is straks zo'n
tachtig miljoen gulden per jaar be
schikbaar. Volgens de meerjarenra
mingen van de gemeenten zou jaar
lijks zo'n 500 miljoen gulden subsidie
nodig zijn. De Rijksdienst voor de
Monumentenzorg tekent hier bij aan
dat het om verlanglijstjes gaat met
een zekere 'overvraag', maar er is
wel sprake van een discrepantie.
Ook bij de stads- en dorpsvernieu
wing is een verschil. De minister van
WVC heeft haar jaarlijkse aandeel
van 26,5 miljoen gulden al terugge
trokken. Bovendien wil de staatsse
cretaris van VROM zijn bijdragen
aan de stadsvernieuwing in 2005 ge
heel afgebouwd hebben. Volgens de
Vereniging van Nederlandse Ge
meenten (VNG) is tot die tijd nog
1,4 miljard aan stadsvernieuwings-
geld nodig voor het herstel van mo
numenten. Voor de instandhouding
van monumentale kerkgebouwen is
tot 1994 jaarlijks 26 miljoen be
schikbaar. In totaal is er echter 230
miljoen gevraagd.
Knelpunten
De Nationale Contactcommissie Mo
numentenbescherming (NCM) heeft
verschillende organisaties gevraagd
om te inventariseren welke knelpun
ten de bezuinigingen veroorzaken.
Bij het schrijven van dit artikel, begin
maart, is nog niet bekend hoeveel
monumenten acuut in hun voortbe
staan bedreigd zullen worden. Het
lijkt erop dat het aantal 'hopeloze ge
vallen' nu nog beperkt is. Het gevolg
van de verminderde geldstroom zal
waarschijnlijk in een geleidelijk pro
ces zichtbaar worden. Voor iedereen
staat vast dat de bezuinigingen er
toe leiden dat minder monumenten
van de ondergang gered zullen wor
den. Waar onderhoud en restauratie
nodig is, wordt verwaarlozing, sloop
en nieuwbouw een steeds aantrek
kelijker alternatief. Kan een zuinige
overheid het zich dan veroorloven
om de sloopvergunning te weigeren?
Decentraal systeem
Directeur E. R. van Brederode van
de NCM ziet in de bezuinigingen op
het BRRM-budget een bedreiging
van het huidige systeem van decen
trale budgetverdeling. De spoeling
wordt zo dun dat gemeenten on
bruikbaar kleine budgetten krijgen.
Bovendien signaleert Van Brederode
een vergroting van de 'kanjerproble-
matiek'. Een monument is een 'kan
jer' als de restauratie tenminste zes
maal het jaarlijks BRRM-budget van
de betreffende gemeente opslokt.
Als de budgetten slinken, groeit dus
het aantal kanjers. De landelijke kan-
jerpot groeit echter niet, integendeel.
Jaarlijks mag hiervoor maximaal 5%
van het landelijke BRRM-budget op
zij gezet worden. De geldstroom
voor deze restauraties slinkt dus
evenredig. De gevolgen worden nog
erger als de rijksmonumentenlijst de
komende jaren uitgebreid wordt met
monumenten uit de periode 1850-
1940. Naar aanleiding hiervan merkt
minister d'Ancona in haar Advies
aanvraag Cultuurbeheer 1993-1996
op: 'Gezien de daling van het be
schikbare budget is het echter zeer
de vraag in hoeverre de huidige sys
tematiek de mogelijkheid biedt het
toekomstige beschermde monumen
tenbestand te bedienen'.
Afhankelijk
Eigenaren van verhuurde woonhuis
monumenten hebben een extra te
genvaller te verduren. Dankzij het re
cente Besluit Woninggebonden Sub
sidies (BWS) van staatssecretaris
Heerma (VROM) krijgen zij geen
subsidies meer voor verbetering van
woningen die na oplevering meer
dan 690,- aan maandhuur moeten
opbrengen. Het ministerie wil de
subsidies zoveel mogelijk richten op
de woningwetsector. De restauratie
van woonhuismonumenten is geen
afzonderlijk doel in het nationale
volkshuisvestingsbeleid.
Ongeacht de achtergrond van de
bezuinigingen is het een feit dat de
toekomst van monumenten vrijwel
geheel wordt overgelaten aan de
vrije markt. Nu is er in de grote ste
den wel een grote vraag (van huur
ders) naar woonhuismonumenten.
Het aanbod is gering. Zal de vrije
markt de woonhuismonumenten dan
wel redden? Meer algemeen ge
vraagd: hoe afhankelijk is de in
standhouding van monumenten van
overheidssubsidies? Natuurlijk, sub
sidies stimuleren het behoud en het
herstel, terwijl bezuinigingen het
minder aantrekkelijk maken om mo
numenten in stand te houden. Maar
hoe vaak is subsidie doorslaggevend
voor de haalbaarheid van een hoog
nodige restauratie?
Het ligt voor de hand dat subsi
dies van levensbelang zijn voor gro
te monumenten die nauwelijks meer
meedoen in het economische ver
keer, zoals kerken en kastelen. Maar
hoe is dat bij woonhuismonumen
ten? Stadsherstelorganisaties ne-
(vervolg op pag.47)