De laatste voorstelling
Bioscooparchitectuur in Nederland
Peter Tekelenburg 11
Bij de heropening van het filmmuseum in Amsterdam vorig jaar is een
begin gemaakt met de reconstructie en herinrichting van het interieur
van de voormalige bioscoop 'Cinema Parisien'aan de Amsterdamse
Nieuwendijk uit 1924. Toen in 1987 de bioscoop gesloopt moest wor
den, besloot de kleindochter van eigenaar Jean Desmet, Ilse Hughan,
het interieur te redden. Op voorwaarde van een toekomstige recon
structie schonk zij het interieur aan het Nederlandse Filmmuseum. Het
resultaat is nu voor het publiek toegankelijk. De geschiedenis van 'Ci
nema Parisien' vormt een mooie aanleiding tot een korte schets van de
ontwikkelingen van de bioscoop-architectuur in Nederland.
Omstreeks 1906 begon de Belg Jean
Desmet met een filmtent, de 'Bio Im-
perial', kermissen in Nederland en
België af te reizen. Desmet hield veel
van uiterlijk vertoon en met zijn op
Jugendstil geïnspireerde bioscoop
tent wist hij de aandacht van het pu
bliek te trekken. Reizende bioscoop
theaters waren toen erg populair op
kermissen en jaarmarkten. In hun
pracht en praal waren zij een voorbo
de van de rijk versierde vaste bio
scooptheaters die later zouden vol
gen.
Oude functie vaak woonhuis
Rond 1910 verschenen de eerste
vaste bioscopen in Nederland. In hun
vormgeving vielen ze echter nauwe
lijks op. In veel gevallen werd een
bestaand pand, een winkel, café of
woonhuis met eenvoudige middelen
verbouwd en geschikt gemaakt voor
filmvertoningen. Dit in navolging van
de in Amerika en daarbuiten reeds
bestaande 'nickelodeons' of 'ladenki-
nos'. De ingreep betekende vaak niet
veel meer dan het simpele uitbreken
van de voorgevel om een ruimere
toegang mogelijk te maken. Bij veel
bioscopen is tegenwoordig nog de
oorspronkelijke functie van woonhuis
te herkennen. Jean Desmet begon
zijn 'Cinema Parisien' in een oude
Cinema Parisien te Amsterdam, situatie 1924.
Luxor-bioscoop aan de Visstraat te Dordrecht
in 1985.
pettenfabriek die oorspronkelijk
woonhuis was geweest.
De indeling Van de eerste biosco
pen was afgeleid van mobiele bio
scooptenten, omdat de opdrachtge
vers vaak tevens eigenaar waren van
bioscooptenten, zo ook Jean Desmet.
Aan de ene korte zijde van de zaal
stond dan de projectiekabine, en aan
de andere kant het projectiescherm.
Daar tussenin zat het publiek. Aan
één lange zijde waren de kassa en
een speciale ruimte voor het bio
scooporgel gereserveerd.
Toch bleven vaste bioscopen in
Nederland tot aan de Eerste Wereld
oorlog een uitzondering. Meestal
werden er voorstellingen in variété
theaters en schouwburgen gegeven.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat
architecten, die in het begin absoluut
geen raad wisten met dit nieuwe ge
bouwtype, hun toevlucht zochten tot
de vormentaal van het theater en de
schouwburg. De traditionele indeling
met een duidelijke ingangspartij, een
centraal gelegen kassa en opgaande
trappen naar het balcon, werd door
architecten klakkeloos overgenomen.
Ook de licht omhoog lopende zit
plaatsen en een klein podium of to
neel waren afkomstig van het theater.
Tuschinski
Terwijl in Amerika en de grote steden
van Europa bioscopen uitgroeien tot
ware filmpaleizen, werd in 1918 in