Herbestemming van het Industriële Erfgoed 10 Olga van der Klooster James Watt, wiens naam onverbrekelijk verbonden is met de stoomma chine en Alessandro Volta, uitvinder van de electrische stroom, konden niet bevroeden hoezeer hun ontdekkingen aanleiding gaven tot een dui zelingwekkende stroomversnelling van de technische en economische ontwikkelingen in de 19de en 20ste eeuw. Ook in Nederland waar dui zenden windmolens lange tijd traag en gestaag hun diensten bewezen had het technisch vernuft toegeslagen. Ze maakten plaats voor stoom- of stroommachines; produktieprocessen werden gemechaniseerd en gestandaardiseerd maar bovenal ontstond een nieuwe architectuur die daarvan de directe neerslag vormde; industriële architectuur. Denk bijvoorbeeld aan stoomgema len, stationsgebouwen of aan fa briekshallen. Het is allemaal alweer vergane glorie en veel gebouwen zijn meen willekeurig gebruikt. Herbestemming duidt op een we zenlijk nieuwe functie van een ge bouw. De term hergebruik is meer- Een deel van de Werf Kromhout in Amsterdam kreeg een museale bestemming (foto Christian Lucas) reeds gesloopt of staan op de nomi natie gesloopt te worden. De Monu mentenzorg is druk doende ook veel van deze gebouwen uit 1850-1940 te inventariseren en te beschrijven. In dustriële architectuur vergt echter een andere aanpak van kunsthistori ci. Een beschrijving van de interes sante neo-gotische bouwstijl van een stoomgemaal is incompleet wanneer niet ook aandacht wordt besteed aan het functioneren van zijn stoomma chines. Die zijn immers de reden van zijn bestaan. Kennis van techniek is bij de inventarisatie van industriear chitectuur noodzakelijk. Dat vindt ir. H.J. Bemelmans, bestuurslid van de Stichting Federatie Industrieel Erf goed Nederland (FIEN) en mede-au teur van het boek in voorbereiding: 'Herbestemming van Industrieel Erf goed.' De begrippen 'herbestemming' en 'hergebruik' worden over het alge- omvattend. Het betekent bijvoorbeeld het opnieuw gebruiken van oude ma terialen of het hervatten van de oude functie. 43 case-studies In het boek zullen zo'n 43 casestu dies - ingedeeld naar categorie en bouwtypes - worden besproken en vergeleken. Het betreft hier gebou wen die al een nieuwe bestemming hebben gekregen. De bedoeling is om inzicht te verschaffen in de wijze waarop men tot nog toe de histori sche architectuur van een nieuwe be stemming heeft voorzien. Vergelij kenderwijs krijgt men een beeld van de uiteenlopende toepassingsmoge lijkheden. Zo is de watertoren in Soest inwendig omgebouwd tot wo ningen. Uiterlijk is de markante archi tectonische vorm gehandhaafd. De watertoren in Strijen toont een geheel andere oplossing. Hier gaan oude en nieuwe tijd zichtbaar samen: de toren is aan de buitenzijde verrijkt met een band van betonwoningen. Museale functies riskant Museale functies blijken volgens Be melmans risicovol. Veelal zijn die niet rendabel en het voortbestaan van het gebouw hangt derhalve af van wan kele overheidssubsidies. Particulie ren en bedrijven die zowel geldelijke middelen als juridische mogelijkhe den hebben het gebouw rendabel te exploiteren garanderen een veel gro tere overlevingskans. Angst, dat de historische waarde van het gebouw dan aan de leeuwen is overgeleverd heeft de schrijver niet: 'Die leeuwen hebben de afgelopen tijd veel goeds verricht.' Bemelmans uit zijn bedenkingen over het huidige restauratiebeleid. Over het algemeen stelt men korte termijnplannen op. Er worden tonnen geld besteed aan restauraties maar wanneer die klus is geklaard blijkt men geen onderhoudsplan te hebben opgesteld. Juist onderhoud verlengt de levensduur terwijl ingrijpende en kostbare restauraties in de toekomst voorkomen kunnen worden. In totaal bezochten de auteurs zo'n 500 objecten. Hoewel het idee nog niet helemaal is uitgekristalliseerd ligt het in de bedoeling een toetsingsme thode te ontwikkelen. Aan de hand van de in het boek gestelde beoorde lingspunten zoals bijvoorbeeld de ste delijke context - een kantoorfunctie vereist bv. goede verbindingswegen -, de constructie en de bouwkundige staat van een gebouw kan sneller worden vastgesteld in hoeverre het aan mogelijke nieuwe bestemmingen kan voldoen. Dat is makkelijker ge zegd dan gedaan. Meldpunt ontbreekt Er bestaat in Nederland geen cen traal meldpunt waar belangstellende particulieren en instanties kenbaar kunnen maken dat zij op zoek zijn naar een industrieel gebouw. Daar door ontbreekt een goed overzicht van de behoefte die er onder het Ne derlandse publiek bestaat en zijn de reële overlevingskansen van het in dustriële erfgoed vooralsnog ondui delijk. Wellicht dat het boek de eerste aanzet geeft tot een betere afstem ming van vraag en aanbod. Aan het boek werken verder mee: Jan van de Hoeven, Ed Schutte en eindredacteur Peter Nijhof. Het duurt overigens nog een tijdje voordat het in de boekhandel verkrijgbaar is. Drs. Olga van der Klooster is bouw- historica en adviseur architectuur- conservering.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1992 | | pagina 10