25
nieuwe functie-eisen het pand zoda
nig aantasten dat het als monument
kwalitatief devalueert.
Afweging van de belangen van
een toekomstige gebruiker is even
zeer een factor van betekenis, om
dat die gebruiker ook uit de voeten
moet kunnen.
Laat ik een ding duidelijk voorop
stellen: een toekomstige gebruiker
die de eis stelt, dat uitsluitend zijn
wens wordt gehonoreerd omdat hij
anders van het project afziet, beoe
fent misschien wel een effectieve wij
ze van onderhandelen, maar het is
Console in de Grote Zaal van De Berckepoort.
een vorm van werken waarvan men
zich te allen tijde moet afvragen of
deze zich wel verdraagt met hetgeen
de wetgever voor ogen stond bij arti
kel 11 van de Monumentenwet
(1988): 'Het is verboden een be
schermd monument te beschadigen
of te vernielen.' Besluitvorming en
afweging onder een dergelijke druk
wordt dan ook hachelijk.
Verminking
In het geval Berckepoort nu is dat
het geval geworden. De legitimering
die de Gemeente Dordrecht steeds
voor de verregaande verminking van
het pand heeft aangevoerd, berust
op het credo dat het pand voor de
nieuwe functie geschikt gemaakt
dient te worden. Waarbij er stilzwij
gend van uit wordt gegaan dat dit
uitsluitend met het omstreden plan
mogelijk zou zijn. Zoals meestal bij
besluitvorming op deze leest ge
schoeid, blijkt bij nadere analyse
noch het een, noch het ander geldig.
Het is een volstrekte misvatting dat
een monument aan enig te beden
ken functie moet worden aangepast
als daarvoor belangrijke en essentië
le delen gesloopt moeten worden.
Ook is volstrekt onduidelijk op welke
overweging de gedachte is geba
seerd en waarom uitsluitend dit toch
wel zeer omstreden plan de enige
oplossing zou bieden.
Eén ding is zeker: dit plan is be
paald niet geadviseerd door de res
tauratiearchitect I. L. van der Stoep,
architect AvB BNA te Harmeien.
Deze heeft een vooronderzoek ver
richt, in de vorm van een cultuurhis
torische analyse gerapporteerd, en
de bouwtechnische opname gedaan
in opdracht van de Gemeente en
Van Schijndel. Van der Stoep komt
tot de conclusie dat behoud uit
gangspunt moet zijn. Hij stelt geen
sloop voor van spiltrap en kappen en
constateert dat de kap als geheel in
goede staat verkeert; adviseert de
keldervloeren te handhaven in ijssel-
steen-klinkertjes en adviseert ook
om uitsluitend de oorspronkelijke
openingen in de kopse gevelwand -
die nog zichtbaar zijn - weer in func
tie te herstellen. Het huidige ontwerp
voor verbouwing staat echter in
schrille tegenstelling tot de conclu
sies en aanbevelingen waartoe Van
der Stoep komt: die zijn vooral niet
opgevolgd.
De rapportages van Van der
Stoep vormen slechts een betrekke
lijk gering onderdeel van wat een in
ventarisatie in bovengenoemde zijn
had moeten zijn. De overige onder
zoeken zijn niet verricht, hetgeen
een ernstig hiaat is bij de besluitvor
ming. Dit essentieel gebrek wreekt
zich zichtbaar in alle onderdelen van
het plan.
Kernvraag
De kernvraag is: moet het gebouw
aan de beoogde functie worden aan
gepast of is het misschien toch an
dersom en moet primair een functie
worden gezocht die passend is voor
het monument en zich ook daarnaar
kan voegen?
In het geval van de Berckepoort is
naar een culturele onderwijsbestem-
ming gezocht die op zich niet onac
ceptabel is, dat wil zeggen dat het
toekomstig gebruik op zich niet in
druist tegen de bedoeling van de
wetgever. Dat aanpassingen en
voorzieningen daarvoor nodig zijn is
evident en vormt op zich dan ook
geen bezwaar. Bij de uitvoering van
die aanpassingen kunnen er natuur
lijk verschillen van opvatting ont
staan, die echter door en/aren res
tauratiearchitecten al gauw opgelost
kunnen worden.
Anders wordt het als een toekom
stig gebruiker - ook al is de functie
die hij wil toekennen op zich een
passende bestemming voor het
pand - zich qua volume niet kan
voegen. Met andere woorden: is er
genoeg ruimte aanwezig zonder dat
essentiële delen van het pand on
herstelbaar moeten worden verminkt
om die ruimte alsnog te creëren? En
wat is er meer essentieel dan dat
kappen, binnen- en buitenmuren, go-
thische spiltrap, kelder en waterput
verregaand worden aangetast, res
pectievelijk gesloopt?
De conclusie dringt zich op, dat - in
het stadium van voorbereiding -
men aan de beantwoording van de
hiervoor genoemde kernvraag niet of
onvoldoende is toegekomen. Het is
dan ook waarschijnlijk dat om die re
den de gemeente in de diverse pro
cedures a tors et a travers volhoudt
dat het pand aan de beoogde functie
moet worden aangepast. En om dat
te bereiken zouden deze verwoestin
gen moeten plaatsvinden en een
aanbouw geplaatst worden, in pseu-
dovakbouw constructie, die nergens
in het pand voorkomt, met pseudo-
zadeldakjes, waarvan de achterlig
gende originelen zijn gesloopt.
Heemschut in beroep
Tegen de goedkeuring van deze
plannen door de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg is door Heemschut
in eerste instantie bezwaar gemaakt
en vervolgens beroep aangetekend.
Wat is gebeurd? De plannen werden
door de gemeente ter goedkeuring
aan de Rijksdienst voor de Monu
mentenzorg voorgelegd. Die deze
goedkeuring weliswaar onder voor
waarden, maar... verleent. Het daar
tegen gerichte beroep wordt door de
Minister als bezwaar behandeld,
en... ongegrond verklaard. Met an
dere woorden de minister blijft bij zijn
eerdere beslissing tot goedkeuring.
De motivering daarvoor is zodanig
dat Heemschut in beroep gaat bij de
Raad van State. Dat beroep loopt
nog. De schorsende werking van dat
beroep voor de bouwwerkzaamhe
den is overigens inmiddels op ver
zoek van de gemeente opgeheven,
de Raad van State meent, dat ook al
tasten de plannen ook in de ogen
van de minister en de Monumenten-
raad De Berckepoort wezenlijk aan,
de gemeente terecht wijst op de be
paling in de Monumentenwet, dat
ook rekening moet worden gehou
den met de gebruiksfuncties, die de
gemeente het gebouw wil toeken
nen. Een definitieve uitspraak van de
Raad van State wordt medio 1992
verwacht.
De inhoudelijke bezwaren van
Heemschut komen kort samengevat
er op neer dat er onvoldoende voor
onderzoek is gepleegd, dat door de
beoogde ingrepen de integriteit van