Op de bres voor de Twentse buitenplaatsen 12 E. ten Cate en Anne-Marie ten Cate Ooit telde Twente ruim 100 buitenplaatsen. Dat aantal is de laatste de cennia drastisch geslonken. Een aantal nazaten van textielfabrikanten heeft zich verenigd en voert actie voor het behoud van deze categorie Jonge Monumenten. Het onderhoud is een groot probleem. Voor subsi dies komen ze, omdat het (nog) geen officiële monumenten zijn, niet in aanmerking. Textielindustrie wieg van de Nederlandse Heidemij Het afwisselende Twentse landschap stonden. met bossen en weiden wordt groten- Op zoek naar rust en natuur, maar deels bepaald door het grootgrond- ook om toezicht te houden op de uit- bezit. Aanvankelijk door de adel, later gestrekte landerijen en landbouwacti- ook door de textielfabrikanten. Vóór viteiten worden er, aanvankelijk semi- 1850 bestond Twente voornamelijk permanente, buitenplaatsen gesticht, uit heidevelden met hier en daar een boerderij. Buitenplaats huis, tuin en park De snel rijkgeworden fabrikanten Indien men spreekt over een 100-tal hadden weinig vertrouwen in investe- buitenplaatsen dan geeft dat een ringsmogelijkheden als aandelen en enigszins vertekend beeld. Daaron- effecten en belegden liever in woeste der zijn dan ook begrepen de thee- grond en ontginningen; kortom groot- koepels, tuinhuizen, heerschapska- grondbezit. In feite bleef de fabrikant mers en jachthuizen, vaak omgeven boer in hart en nieren. Vanaf 1850 door een park. Het is opmerkelijk dat werden er door deze groep uitge- in Twente van meet af aan buiten- strekte gebieden ontgonnen en be- plaats, tuin en park onlosmakelijk bost. Het zijn ook de textielfabrikan- met elkaar waren verbonden, ten (Ledeboer, Van Heek en Blijde- De sober levende voorvaderen stein) geweest, die in 1888 aan de vestigden zich bij voorkeur in de De Bellinckhof te Almelo. In 1917 gebouwd naar een ontwerp van Karei Muller, (foto RDMZ) buurt van de nering (nabij bleekvel den, water voor de ververij en huis weverijen). De volgende generaties fabrikanten hielden er een veel uit bundiger levensstandaard op na en stichtten permanente, royale buiten plaatsen. Het hoogtepunt van de aanleg moet men dan ook zoeken in de periode 1890-1920, geconcen treerd rond Enschede, Oldenzaal (De Lutte, Losser) en Almelo. Belangrijke architecten Van Nieukercken, Muller, De Bazelen Berlage) en vooral tuin architecten (Springer, Poortman, Petzhold en vader en zoon Wattez) werkten veelvuldig voor de Twentse fabrikanten. Opmerkelijk is ook het grote ver schil in stijlkenmerken: vakwerkvilla, chaletlandhuis (Oosterhof te Lonne- ker), cottagestijl, neo-renaissance (De Hoge Boekeideftig neo-classi- cisme (Bellinckhof). Invloeden vanuit Engeland zijn duidelijk aanwijsbaar; de fabrikant kwam daar immers vaak voor zaken. Verdwenen Veel buitenplaatsen verdwenen toen de nazaten van de oorspronkelijke bouwers de ongeriefelijke en kostba re huizen verlieten, omdat er geen opvolgers voorhanden waren. Boven dien was de textielindustrie inmiddels in grote problemen geraakt met alle gevolgen van dien. Voor buitenplaatsen vlak bij de stad bracht de gemeente soms 'soe laas' door het geheel aan te kopen; meestal werd dan het huis gesloopt, het park geheel of gedeeltelijk verka veld tot bouwgrond, dan wel geplant- soeneerd tot stadspark. (Bijv. Bee- klustte Almelo, Kotten, Wagler, Bouwhuis en het Amelink te Ensche de, het Teesink te Boekelo en een aantal buitenplaatsen te Rijssen). Dergelijke ontwikkelingen blijken nog steeds niet gestopt. Onlangs nog werd met instemming van de ge meente Enschede het park rondom het Stokhorst( 1912), een prachtige buitenplaats van architect De Bazel en tuinarchitecten Dirk Wattez en Tersteeg, verkaveld voor de bouw van villa's en bungalows en wel met zeer weinig respect voor het woon huis. Voor buitenplaatsen op het platte land bleek het moeilijker een nieuwe bestemming te vinden. Soms bracht een instelling uitsluitsel (bijv. Hoge Boekei in Enschede en Egheria in Ol denzaal). Het bezwaar van deze op lossing is een duidelijk gebrek aan liefde en interesse bij de nieuwe ge bruikers. De opstallen krijgen nog wel hun noodzakelijk onderhoud, maar interieur, tuin en park raken door ge brek aan aandacht langzamerhand in verval (bijvoorbeeld Hoge Boekei).

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1991 | | pagina 12