Op de bres voor de Amsterdamse
binnenstad
J.Th. Balk
36
Geurt Brinkgreve:
Geurt Brinkgreve, 'grand old man' in de hoofdstedelijke zorg voor het
monument. Maar oud? Hij is nog altijd zeer actief. Een paar jaar geleden
is een gevelsteen waarop hij heel karakteristiek is afgebeeld gemetseld
in het hoekpand Bloedstraat - Achterburgwal. Het hoekpand maakt deel
uit van een complex van zestien ateliers en evenzoveel studentenwo
ninkjes - een ware oase temidden van de 'sexindustrie' van de walle
tjes. Die gevelsteen herinnert aan Brinkgreves 65ste verjaardag.
Schuin er onder is zijn atelier -
Brinkgreve is een begaafd medail-
leur dat hij deelt met zijn echtge
note. Maar even vaak is hij te vinden
in het mooie vroeg 17de eeuwse
pand aan de Sloterkade, het Aals
meerder Veerhuis. Daar is ook het
kantoor van de stichting Diogenes
waarvan hij zovele jaren het secreta
riaat heeft waargenomen. En hij pu
bliceert nog altijd met veel verve
over de Amsterdamse binnenstad en
wel vooral in 'Binnenstad', het blad
van de Vereniging van Vrienden van
de Amsterdamse Binnenstad. Van
omstreeks 1960 tot 1970 was hij re
dacteur van Heemschut, samen met
Ton Koot. Maar de meeste artikelen
kwamen van zijn hand. 'We hebben
toen wel wat al te veel de nadruk ge
legd op Amsterdam', erkent hij nu.
Anderzijds vindt hij dat het heden
daagse Heemschut wel wat meer
aandacht aan de hoofdstad mocht
schenken.
Begin jaren zestig schreef hij in
'Elsevier' artikelen over de monu
mentenzorg. Een hem toen onbe
kende heer Van Loon zond hem uit
het Braziliaanse Sao Paulo een be
drag aan geld om dit te besteden
aan een monument. Hij wendde zich
tot ir. R. Meischke, toen hoofd van
het gemeentelijk bureau Monumen
tenzorg. Die had een idee. Aan de
Egelantiersstraat 52 was een heel
gaaf vroeg 17de eeuws pand, een
trapgevel.
'Dat zal moeten verdwijnen voor een
doorbraak die op die plaats is ge
pland. Als je nu voor het geld Hen-
drick de Keyser dat huis laat kopen
Zaal in het Bethaniënklooster in Amsterdam (foto Maarten Brinkgreve).
durven ze die doorbraak niet aan'.
Claes Claesz-hofje
Met Ton Koot en met Meischke ging
Brinkgreve ter plaatse in de Jordaan
poolshoogte nemen. Uit het huis ke
ken ze op een verwaarloosd hofje,
Geurt Brinkgreve (foto Maarten Brinkgreve).
overwoekerd door klimop en alleen
bewoond door katten. De toegang
leidde door een dichtgetimmerd huis.
Het bleek het Anslo's hofje te zijn. Bij
onderzoek kwam naar voren, dat
nog slechts één bestuurder in leven
was. Een brief aan zijn adres werd
niet beantwoord. Een maand later
vernam men zijn overlijden, 95 jaar
oud. De stichting Diogenes, in 1960
opgericht, wendde zich tot de minis
ter van justitie. Er bleek nog een
klein vermogen aanwezig te zijn. Er
kwam een nieuw bestuur, bestaande
uit drie nazaten van Anslo en drie
bestuursleden van Diogenes met als
voorzitter mevrouw ir. Mulder van
Publieke Werken. Zo kwam, nadat
men nog een aantal panden bij het
hofje in eigendom had kunnen ver
werven, het Claes Claesz hofje tot
stand. Brinkgreve was nauw betrok
ken bij dit 'pilotproject' dat van 1968
tot 1973 werd uitgevoerd.
Huis De Pinto
Evenals de restauratie van het huis
De Pinto aan de Sint Antoniesbree-
straat was de realisatie van het
Claes Claesz hofje van grote stede-
bouwkundige betekenis. De redding
van het huis De Pinto betekende het
einde van de verregaande kaalslag
in de Nieuwmarktbuurt. In de bundel
'Schrijvend in 't Aalsmeerder veer
huis' (1982) heeft Brinkgreve de
gang van zaken uitvoerig beschre
ven. Toen men met de restauratie
van het huis begon had men geen
(vervolg op pagina 38)