Wat zien wij en hoe kijken wij in een oude stad? HKnijtijzer 17 In 1938 schreef Wilhelm Waetzoldt zijn belangwekkende boek 'Du und die Kunst'. Daarin staan een paar markante opmerkingen. 'Het is moeilijker het antwoord te geven dan de vraag te stellen hoe de bouwkunst te benaderen. Wel is het duidelijk dat de volledigheid bij de beantwoording zeker zal leiden tot het verstoren van dat wat benaderd wil worden: de bouwkunst. De kunst kan worden benaderd door de we tenschappelijke portalen van kunstgeschiedenis, kunstfilosofie en es thetica, maar de leek benadert haar op een bescheidener pad en wel dat van de liefde voor de kunst'. De benadering van de bouwkunst is wezenlijk gelijk aan de benadering van de mens. Niet de kleding, het hoofddeksel en het schoeisel zijn het belangrijkste, maar in de eerste plaats richt onze aandacht zich op het gelaat en dan nog in het bijzon der op wat dat gelaat uitstraalt. Zo is het bouwwerk op zichzelf niet het voornaamste, maar wel het ge bied waarin het zijn macht uit straalt. Met andere woorden wij wor den allereerst geboeid door het stadsbeeld waarin het bouwwerk staat. Elk individueel pand langs de Amsterdamse grachten kan fraai zijn maar in de eerste plaats boeit ons de eenheid in verscheidenheid in die grachtewand en elk pand op een plein of in een straat kan ons betove ren, maar het karakter van dat plein of van die straat spreekt ons aan al vorens wij het object benaderen. Als wij geraakt zijn door de kromming van de gracht, door de ruimtelijke ontwikkeling van een plein of door het profiel van een straat dan pas wordt ook het bouwwerk op zichzelf benaderd. Dat is dan op dezelfde wij ze waarop wij, bewogen door wat het menselijk gelaat uitstraalt, eerst daar na de kleding van de mens die wij hebben ontmoet nader in ogen schouw nemen. Die kan van een aantrekkelijke eenvoud zijn of van een voorname smaak getuigen. In beide gevallen is er stellig sprake van een zielsverwantschap tussen de be schouwer en de medemens. Intuïtie Zo bestaat er ook zielsverwantschap tussen de beschouwer en het bouw werk en dat is de reden waarom de ene mens zich voelt aangetrokken tot een bouwwerk terwijl de andere mens aan dat zelfde bouwwerk voor bij kan gaan. Er is dus in de allereer ste plaats bij de benadering van de bouwkunst sprake van intuïtie. Zijn wij eenmaal geboeid door een bouwwerk dan kunnen wij dat nader gaan beschouwen en dan dringt zich een aantal vragen aan ons op. Herkennen wij in het object de inner lijke samenhang tussen de kennelijk in de opdracht gestelde eisen en haar uitdrukking in de vormgeving? kunst en anderzijds de eisen van de praktijk. Enerzijds de problematiek van het bouwen en anderzijds de nuchtere werkelijkheid. Zo botsen de fantasie en de werkelijkheid op el kaar en toch zal de architect het doel van het bouwen en de bouwkunst met elkaar dienen te verzoenen. Herkennen wij het innerlijk ver bond tussen het bouwwerk en de si tuatie waarin het is geplaatst? De Wolkenkrabber op het Victorie plein is een duidelijk voorbeeld van een karakteristieke oplossing in een gegeven situatie. Vervolgens zullen wij ons geplaatst zien voor het vraagstuk van de ver houdingen: de verhouding van de ge hele bouwmassa in het betreffende stadsbeeld en de verhoudingen van de onderdelen van die bouwmassa. De bouwmassa wordt bepaald door de vorm en de materialen die zijn Woonblok van architect M. de Klerk (Amsterdamse School) aan de Zaanstraat in Amsterdam. Uitbundige schoonheid, (foto H. Sibbelee). Zo zal bijvoorbeeld een kerk een kerk zijn en geen zielenloods. Anders ge zegd boven de wezenlijke samen hang van functie en vormgeving stijgt het zuiver architecturale uit en dat is de schoonheid waarin die samen hang tot klaarheid is gekomen. Zo ervaren wij dat de architect staat in het spanningsveld van de plicht van zijn architectoniche gewe ten en de wensen van de opdracht gever. Enerzijds de vrijheid van de toegepast; de kleur van het metsel werk, de beëindiging van de gevels zoals geprofileerde goten of dakpan nen. Dat alles komt overeen met het bij zondere dat een menselijk gelaat uit straalt. Daarna gaan wij de gevels nader in ogenschouw nemen. De maat en schaal van de kozijnen ten opzichte (vervolg op pagina 20)

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1991 | | pagina 17