11
Vooroorlogse stedebouw in Bos en Lommer van architect Merkelbach (foto Han van Gooi).
reis van deze architectuur: technisch
vernunftige constructies van staal en
beton, ruimtelijk en transparant. Zo
als het sanatorium 'Zonnestraal' van
architect Duiker, of de Van Nellefa-
briek in Rotterdam. Men ontkomt er
hier haast niet aan deze gebouwen -
in eerste instantie bedoeld als functi
onele architectuur - toch ook te
waarderen vanwege de esthetiek
van het vormconcept: de strakke lijn-
voering, de contrasten tussen hori
zontale en verticale geledingen en
de in materie gevatte doorzichtig
heid. Het is een sprankelende archi
tectuur en er is alles voor te zeggen
om juist deze juweeltjes van het
Nieuwe Bouwen voor toekomstige
generaties te bewaren. Maar het
mag een wonder heten wanneer
men daarin slaagt. Niet omdat men
onkundig zou zijn maar omdat dit ui
terst kostbare projecten zijn. De res
tauratie van het sanitorium Zonne
straal zal bijvoorbeeld al zo'n 20 tot
30 miljoen bedragen. Wanneer het
er echter ook om gaat een duidelijk
beeld van het Nieuwe Bouwen te ge
ven dan is de keuze - tot nog toe -
wellicht iets te eenzijdig.
Het blijkt nu uiterst moeilijk om hel
der inzicht in deze architectuurstro
ming te geven of te krijgen. Aller
eerst omdat er verschil bestaat tus
sen theorie en praktijk. De architec
ten van het Nieuwe Bouwen - verte
genwoordigd in 'de 8' en 'de Op
bouw'- hebben veel theorieën op
schrift gesteld. Wat zij daarvan in
praktijk brachten blijkt niet zelden
anders. Zo gaat de opvatting dat de
architectonische vormgeving een di
rect uitvloeisel is van de functie die
het gebouw krijgt en van de bouw
technische eigenschappen van de
nieuwe produkten (beton en staal) al
mank, wanneer blijkt dat deze ook
met traditionele materialen werd ver
kregen. De bakstenen werkte men
dan vaak weg achter een kosmeti-
sche laag van glad wit pleister. Er is
dan wel degelijk sprake van esthe
tiek, hoewel de groep 'de 8' in haar
manifest van 1927 verkondigde a-
esthetisch te willen zijn.
Het wordt er allemaal niet eenvou
diger op als ook nog eens blijkt dat
de architecten van het Nieuwe Bou
wen eigenlijk een heterogeen gezel
schap vormden die onderling van
mening konden verschillen. Huidige
onderzoekers hebben de neiging om
de ene, dan wel de andere opvatting
te benadrukken, al naar gelang hun
vooronderstelling. De mening dat het
Nieuwe Bouwen niet zou moeten
worden behouden omdat de archi
tectuur toch bedoeld was als weg-
gooi-architectuur - zodra de functie
ophoudt -, komt al in een ander dag
licht te staan wanneer we daar een
andere visie tegenoverstellen, name
lijk de visie op de mogelijkheden van
het betonskelet. Het betonskelet had
als voordeel, dat men beter kon in
spelen op de eisen die de dynami
sche Nieuwe Tijd aan de architectuur
stelde: snelle functie-verandering.
Muren die door dit nieuwe construc
tiesysteem geen dragende functie
meer hadden, konden bij een be
stemmingsverandering van het ge
bouw - zonder ingrijpende verbou
wingen - worden verplaatst of ver
wijderd. Ook het idee dat met opzet
gekozen zou zijn voor snel vergan
kelijke materialen (de architectuur
was immers toch een eendagsvlin-
der) krijgt een andere dimensie wan
neer men zich bedenkt dat de archi
tecten helemaal nog geen zicht had
den op de duurzaamheid van het be
ton. De veelal slechte kwaliteit daar
van berustte eerder op onervaren
heid dan op een slimme tijdbereke-
ning.
Het beeld van het Nieuwe Bou
wen wordt ook vertroebeld doordat
wij onze aandacht voornamelijk rich
ten op de architectuur die in de jaren
twintig en dertig tot stand kwam: een
woonhuis, een fabriek of een sanato
rium en hier en daar een aantal klei
ne stedebouwkundige projecten zo
als de Kiefhoek van architect Oud in
Rotterdam. Deze voorbeelden lich
ten slechts een tipje van de sluier
op. De architecten ontwierpen name
lijk ook grootschalige stedebouwkun
dige projecten voor de huisvesting
van grote groepen mensen. Een
klein deel daarvan werd voor de
Tweede Wereldoorlog gerealiseerd;