Noot
Literatuur
38
gebouwd, d.w.z. op het (timmer
mans) oog, dus zonder voorafge-
maakte tekening. Eerst werden de
stevens geplaatst en het bodemvlak
gelegd. Dan kwamen de boven een
vuur rondgebogen 'gangen', de met
handkracht uit rechte eiken stammen
gezaagde planken, op hun plaats.
Vervolgens werden de kromhouten
aangebracht die het schip zijn ste
vigheid gaven. Een kenner van dit
bedrijf merkte destijds zo treffend op:
'Pek en teer en rook, de lucht van
het eikenhout, geklop en getimmer,
dit was de symfonie van de houten
helling.
Zo werd dit bedrijf uitgeoefend
van vader op zoon, generatie na ge
neratie. Omdat er niet voor alle kin
deren die het vak in wilden plaats
was op het ouderlijk bedrijf, zien we
de familie vanuit Drachten zich ver
spreiden. Al in de vorige eeuw zijn er
in verschillende plaatsen in Friesland
hellingbazen te vinden met de ach
ternaam van der Werff. Dat die sprei
ding wel eens op bijzondere wijze tot
stand kwam, blijkt uit het volgende.
Twee neven, Ate Pieters en Ate Tjib-
beles, hebben beide belangstelling
voor een werf, die onder Leeuwar
den te koop is. Ze besluiten bij de
verkoping niet tegen elkaar op te
bieden en zo de prijs op te drijven.
Twee stokjes van ongelijke lengte
lossen dit probleem op. Wie aan 't
langste eind trekt biedt mee op de
verkoping, de ander ziet er van af.
Zo komt Ate Tjibbeles in Leeuwar
den terecht en koopt Ate Pieters la
ter een werf bij het Tjeukemeer.
Sedert het begin van onze eeuw
is er veel veranderd. De klinkhamer
verdrong de tsjoksel en moest op
zijn beurt wijken voor de lasvlam.
Door vermindering van het vracht
aanbod liep het na 1925 snel terug
in de 'skütsjebouw'. Vaarten werden
hier en daar in autowegen veran
derd. Een straatnaambordje met de
naam 'Hellingstrjitte' is soms het eni
ge dat nog herinnert aan een be
roemde scheepstimmerwerf, die er
vroeger te vinden was.
Maar niet alles is historie gewor
den. Door heel Friesland heen zijn
ze er nog, de opvolgers van de oude
houthellingen. In veel gevallen nog
in eigendom van één van de vele na
komelingen van Flaycke Pyters, of
soms in andere handen overgegaan.
IJzer, staal en gewapend polyes
ter hebben niet overal het hout we
ten te verdringen. Waarschijnlijk de
mooiste illustratie van deze bewering
is de nu nog bestaande houthelling
'De Hoop' in Workum. Op deze
scheepstimmerwerf, waar al in 1656
houten schepen gebouwd werden,
werd in 1976 een lange traditie weer
opgenomen, toen Roelof van der
Werff er de kiel legde voor een hou
ten schip. De bouw van dit schip was
één van de bewijzen voor de uit
spraak, dat een oud ambacht door de
eeuwen heen stand kan houden.
P. J. van der Werff is kleinzoon van
scheepstimmerman Ate Pieters van
der Werff van de werf in Bergummer-
dam.
Dissel of bijl, voor het behakken
van boomstammen. Het holle,
naar de steel toe gekromde blad,
zit dwars op die steel.
(vervolg van pag. 36)
grand canal aan de noordkant, de
Prinsenwijk, gelegen in de as van het
buiten en aan de zuidkant met een
laan met drie rijen bomen aan weers
zijden, de Flapsingelgenaamd. Deze
as was bijzonder belangrijk voor het
ruimtelijk effect. De gehele lengte be
droeg ongeveer 3,5 km.
Verder werden in de 18de eeuw
twee sterrebossen en een doolhof
aangelegd door de hovenier van de
Friese stadhouderlijke familie, Da
niël Berken, die ook actief was bij
Het Loo. De omgeving van het bos
rijke Oranjewoud was ook een ge
liefd jachtterrein voor de stadhouder.
Ten westen van de huidige Overtuin
staat nog het huis van de vroegere
jager, het JagershOs.
Na het vertrek van de Friese stad
houder naar Den Flaag in 1747,
werd het stadhouderlijk buiten
slechts zelden bezocht. Het is opval
lend dat sindsdien naast het beperk
te onderhoud van Oranjewoud wel
veel aandacht aan de tuin werd be
steed. Zo werd de hoftuin in 1794
door PW. Schonck, eveneens tuinar
chitect en in dienst van stadhouder
Willem V, in de toen modieuze land
schappelijke stijl veranderd, maar de
overtuin bleef ongewijzigd. In de
Franse tijd werden de twee vleugels
(in 1803 en 1805) afgebroken.
In de 19de eeuw kwam het voor
malig stadhouderlijk buiten in bezit
van de grietman van Schoterland,
H. W. de Blocq van Scheltinga, die in
1829 een nieuw landhuis in neo
classicistische stijl liet bouwen en de
nog formele overtuin van een land
schappelijke aanleg liet voorzien.
Ook de hoftuin werd aangepast, zo
dat een eenheid ontstond. De ont
werper van het nieuwe tuinplan is
niet bekend. Hoewel de naam van
de bekende tuinarchitect L.P. Rood-
baard vaker genoemd wordt is het
bewijs hiervoor nog niet gevonden.
Tot 1953 bleef het landgoed eigen
dom van de nazaten van de familie.
In dat jaar stelde de nieuwe eige
naar, de gemeente Heerenveen, de
overtuin voor het publiek open. De
gemeente verplichtte zich tevens tot
deugdelijk onderhoud en ging ak
koord met de voorwaarde van de
verkoper om de tuin niet anders te
gebruiken dan als wandelpark.
Onderhoud gewenst
Helaas is van een deugdelijk onder
houd weinig meer te merken. Zo is
het uitzicht, een wezenlijk element
van de aanleg, vanuit het landhuis
naar het prieel achter in de overtuin
door het niet snoeien van bomen
verstoord. Tevens vallen in het dicht
begroeide deel steeds meer gaten
door het sneuvelen van bomen. Om
deze achteruitgang tegen te gaan is
een gedegen herstel- en onder
houdsplan dringend nodig. In dit plan
dient ook aandacht te worden be
steed aan het behandelen van de
vele zieke bomen, aan het schoon
maken van de vijver en het opknap
pen en ouderhoud van bruggen,
hekken, oude tuinmuren en kassen.
Uitstel van deze voorgestelde maat
regelen brengt het bestaan van de
overtuin in gevaar.
Hoewel het herstel van de ge
meente Heerenveen de nodige inven
tiviteit vergt - wat de financiën betreft
- is de overtuin zeker deze intense
zorg waard, vooral in het licht van het
toenemende toerisme en de interesse
voor historische tuinen en buiten
plaatsen. Deze van oudsher zeer be
langrijke trekpleister dient voor de
toekomst te worden veilig gesteld. In
middels heeft de gemeenteraad van
Heerenveen zich accoord verklaard
met de aanwijzing van tuin en over
tuin tot beschermd monument.
Drs. R.L.P. Mulder-Radetzky is lid
van de provinciale commissie Heem
schut Friesland.
Voor nadere gegevens betreffende
de historische achtergrond van dit
stadhouderlijk buiten in Friesland
raadplege men: R.L.P. Mulder-Ra
detzky en B.H. de Vries, Geschiede
nis van Oranjewoud. Alphen aan den
Rijn, 1989.