Een terugblik op de kleine Friese
houthellingen
'Geef me hout en een tsjoksel*) en ik bouw een schip'.
P. Jvan der Werff
37
Drachten in de vorige eeuw drie wer
ven van de familie van der Werff.
Zelfs voor een vierde helling bleek in
de gemeente óók nog plaats. Bauke
Roorda begon er een eigen bedrijf
bij de vroegere Pijpbrug, waar later
de bij watersportliefhebbers zo be-
Wat de sociaal-economische geschiedschrijving betreft is de bedrijfs
tak waartoe de oude Friese scheepswerven behoorden, tot nu toe niet
erg aan z'n trekken gekomen. Kende in het begin van deze eeuw en ze
ker in de eeuw ervoor ieder dorp één of meer scheepshellingen, er is
van een ruim en systematisch opgezet onderzoek naar deze vorm van
ambachtelijke nijverheid nog weinig terecht gekomen.
Volgens het Staatsrapport voor de
binnenvaart uit 1911, telde Friesland
in dat jaar 105 hellingen en bedroeg
het aantal schepen in deze provincie
ruim 2100. Het merendeel van dit
aantal bestond uit houten schepen,
die onder de type-aanduiding tjalk,
vissersboot, praam, aak, bok e.a.
van de zogenaamde houthellingen te
water gingen.
Toen het bestaan van verharde
wegen nog een uitzondering was,
bood de waterrijkdom van Friesland
met z'n meren, vaarten, poelen en
sloten dit gebied een voordeel. Het
landverkeer over de vele zandwegen
was in herfst en winter moeilijk, of
zelfs onmogelijk. De aanwezigheid
van een fijnmazig waterwegennet
droeg bij tot de toegankelijkheid van
de regio. Dit laatste, in samenhang
met de exploitatie van de uitgestrek-
De houten scheepshelling van Pieter Ates van der Werff te
Bergumerdam, omstreeks 1916. In het water links een bok.
Ernaast een praam, waarvan duidelijk de kromhouten te
zien zijn. Onder zeil een schouw en op de kant,
ondersteboven, een vissersbootje. In gemoderniseerde
vorm bestaat dit bedrijf nog voort, zij het niet meer in
familie-bezit.
Op de achtergrond, met de twee schoorstenen, het eertijds
zo bekende hotel 'De drie gekroonde baarzen', dat in 1990
werd gesloopt, (foto Wietze van der Werff)
De scheepswerf van Ate Pieters van der Werff te Echtenenbrug aan het Tjeukemeer. Deze opname
uit 1917 (van een onbekende fotograaf) laat duidelijk de voor deze bedrijven zo karakteristieke hel-
lingschuur zien. Op de helling ligt een aakrechts in het water een tjalk.
te veengebieden, waren gunstige
omstandigheden voor het ontstaan
en de bloei van de scheepsbouw en
de daarmee samenhangende toele
veringsbedrijven. Dat naast de pro-
dukten van deze 'kleine scheeps
bouw' ook grotere schepen als kof
fen, palingaken en zeewaardige tjal
ken gebouwd werden, valt buiten het
bestek van dit artikel.
De kleine scheepswerf was
meestal een gezinsbedrijf, waarin
veelal plaats was voor één of enkele,
niet tot de familie behorende knech
ten. Zoekend in het eigen familiear
chief kom ik terecht bij Haycke Py-
ters van der Werff, die in 1729 in de
Suyder-drachten een 'huys met
schuythuys' huurt. Het begin van
een lange keten van scheepswer
ven, die nog tot in onze tijd voortbe-
staat, zij het op één uitzondering na,
buiten Drachten en met andere tech
nieken of materialen werkend dan
destijds.
De houten scheepsbouw ging het
waarschijnlijk niet slecht. Zo kende
kende Piipster skutsjes gebouwd
werden.
Genoeg hout in Friesland
Voor de houten scheepsbouw bood
Friesland zelf, tot in deze eeuw, ruim
voldoende eikenhout. De bekende
kartograaf Eekhoff schreef in 1840
over zijn provincie o.m.: '...dat ons
vaderland in de toekomst niet spoe
dig gebrek aan inlandsch eikenhout
heeft te vreezen...' Het was veelal in
de bossen van de grietenij Opster-
land dat de scheepsbouwers jaar
lijks, bij opbod en afslag, het hout op
stam kochten en daarbij goed letten
op de bochten die de natuur aan de
takken had gegeven. Zo zagen zij,
nog aan de boom, de inhouten of
kromhouten al voor zich.
In de zwartgeteerde hellingschuur
met z'n kleine hoge raampjes wer
den de nieuwe schepen op stapel
gezet en afgebouwd. Werkdagen
van zestien uur waren op deze be
drijfjes eerder normaal dan uitzonde
ring. Er werd bijna altijd traditioneel