24 hoeken die in stroken loodrecht op de zeedijk staan. Deze percelering is het gevolg van het ontginningswerk van de aangelande pachters. Wanneer de opslibbing ver genoeg was gevorderd werd het nieuwe land omdijkt en de grond aan het bedrijf toegevoegd. In het landschap is deze stap voor stap aanpak nog duidelijk te zien in Het Bildt. De boerderijen werden langs rechte wegen gebouwd dicht bij het bijbehorende land. Het zijn open vrij wel boomloze polders waarin alleen de dijken en de boerderijen de rechte lijn van de horizon onderbreken. ders met een rationele inrichting. De percelering is regelmatig blokvormig. Het is een open weidegebied met weinig bebouwing. In het westen van Friesland bevinden zich bovendien enkele meren WorkumerMakku- mer- en Parregaastermeei) die in de zeventiende en achttiende eeuw zijn ingepolderd en drooggemalen. Ook deze droogmakerijen zijn herken baar aan de regelmatige blokvormi ge percelering en het open karakter. Het veenontginningsiandschap is strookvormig en ligt loodrecht op de ontginningsas die vaak op een dek- Bossen bij Beetsterzwaag. (toto WW) De oude zeekleipolders zijn het oudst omdijkte gebied. Op de kwel- derwallen treft men een percelering van regelmatige, vaak kruinige blok ken aan. De in de kwelderbekkens gelegen lage knipkleigronden heb ben een onregelmatige percelering met perceelsvormen die sterk be paald worden door natuurlijk waterlo pen. De bewoning is enerzijds ge concentreerd in dorpen, waarvan de kernen op terpen liggen en ander zijds is er sprake van een verspreide bewoning in het land. De meeste en oudste terpen liggen in Westergo en Oostergo langs de voormalige geu len van het waddengebied. Het land schap is open maar die openheid wordt onderbroken door bomen langs wegen en om boerderijen. Het reliëf van de kwelderwallen, terpen en kruinige percelen geven dit land schap samen met de kronkelende sloten een geheel eigen karakter en maken het veel minder eentonig dan men denkt. Midden in dit oude zeekleipolder landschap ligt de ingepolderde Mid delzee dié bestaat uit een aantal pol- zandrug ligt. De dorpen hebben de structuur van streekdorpen: de hui zen zijn op de kop van de stroken langs de ontginningsas gebouwd. Op de eigenlijke dekzandruggen be staan de perceelscheidingen uit houtwallen en in de lager gelegen gebieden zijn het elzensingels. Het landschap heeft een zeer besloten karakter, dat geaccentueerd wordt door de beekdalen en andere laag gelegen gronden die een open wei delandschap hebben. Het veenont ginningsiandschap vindt men in de Dokkumer Wouden en de Zeven Wouden. Tussen Buitenpost en Oos- termeer ligt de kern van het houtwal- lengebied. In het oosten van de provincie be vindt zich een aantal veenkoloniale landschappen. Niet zo spectaculair als in Groningen en Drente maar toch treft men ook hier de voor grootschalige systematische turfaf- gravingen karakteristieke patronen van kanalen en wijken aan. Deze af gravingen vonden in Friesland vanaf de zeventiende eeuw plaats. Typi sche voorbeelden van veenkoloniale landschappen zijn ten oosten van Drachten (Drachtse Compagnie), bij Appelscha en tussen Gorredijk en Donkerbroek. In het oosten en zuiden van Fries land vinden we een esdorpenland- schap. Het wordt gekenmerkt door akkerlandcomplexen op de hogere en wei- en hooilanden op de lagere gronden. Bij Oosterwolde, aan weerszijden van de bovenloop van de TjongerWgX zo'n landschap met hooggelegen oude bouwlanden, houtwallen en hakhoutbosjes en lage wei- en hooilanden in een kron kelend beekdal. Ook in Gaasterland (Sondel) liggen esdorpen met dicht bij gelegen oude akkerlandcom plexen en verder weggelegen lage wei- en hooilanden. Het landschap in het uiterste zuidoosten sluit aan bij het Drentse heideontginningsland- schap dat regelmatig is en behalve heiderestanten vooral naaldbossen- landen omvat. Bedreigingen van het Friese cultuurlandschap Evenals elders in Nederland wordt het Friese landschap bedreigd door processen die een toenemende ver vlakking en uniformiteit in het land schap veroorzaken. Toenemend ruimtebeslag van niet-agrarische ac- tivteiten en schaalvergroting en in tensivering van de landbouw zijn daarvoor de redenen. In het klei- en veengebied worden de open ruimten kleiner door boerderijen, autowegen, bungalowparken, elektriciteitsmasten en windmolenparken en in het zand gebied worden de open ruimten door het verdwijnen van houtsingels, houtwallen en hakhoutbosjes juist groter. De afwisseling in het landschap danken we aan de landbouw. De na tuurlijke gesteldheid, ontginningswij ze en het gebruik waren bepalend voor de structuur en het uiterlijk van het cultuurlandschap. Tot de vijftiger jaren van de twintigste eeuw had dit een verrijking tot gevolg maar daar na ging het snel achteruit met het landschap. De moderne landbouw stelt andere eisen en dat heeft grote invloed op het landschap. Grote, liefst rechthoekige percelen, die vlak, goed ontwaterd en goed ontsloten zijn, gekoppeld aan moderne ruime gebouwen, worden noodzakelijk ge acht voor een goede bedrijfsvoering. Om dat te bereiken vinden steeds grotere ingrepen in het landschap plaats. Ingrepen die vaak in het ka der van landinrichtingsprojecten met subsidie worden uitgevoerd. Fraai meanderende beken worden recht getrokken, kwelderwallen en kruinige percelen geëgaliseerd en sloten ge- demd om grote percelen te maken.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1991 | | pagina 24