23 het klimaat ook nog vochtiger werd, steeg de grondwaterspiegel en werd op veel plaatsen op het Drents pla teau veen gevormd. Deze hoog veengebieden bevinden zich tussen Drachten en de grens met de provin cie Groningen, ten zuiden van Beet- sterzwaag, tussen de dalen van het Koningsdiep en de Tjonger en bij Appelscha (Fochtelooër veen). Ongeveer 600 jaar geleden be reikte de zee het noorden van Ne derland daadwerkelijk. Via de be staand dalen drong de zee in het zandgebied door, spoelde het veen weg en sedimenteerde er zand en klei voor in de plaats. In de rustige periode erna ontstond een groot moeras waarin veen werd afgezet. Dit veen breidde zich vervolgens uit over de zeekleiafzettingen, maar werd bij de volgende overstromingen weer grotendeels weggespoeld. Dit proces herhaalde zich enkele malen waarbij een steeds sterkere verlan ding optrad. De dekzandruggen van het Drents plateau verdwenen daar bij onder een klei- en veenpakket en zo ontstond het veengebied in het lage midden van Friesland. De dekzandruggen zijn de woon plaatsen geweest van Mesolithische jagersvolken en op verschillende plaatsen komen resten van deze cul tuur onder de klei- en veenlagen te voorschijn. De invloed van deze ja gers/verzamelaars groepen op het landschap was echter gering. Dat veranderde toen de landbouw zijn in trede deed. Gedurende de Bronstijd gebruikte de mens de grond op het Drents plateau al zo intensief dat er zandverstuivingen ontstonden die het bestaan er zeer moeilijk maak ten. Terpen in het kwelderland Omstreeks 600 voor Chr. was het kustgebied tot kwelderhoogte opge- slibd. Er was een landschap ont staan met kwelderwallen, kwelder bekkens, kreken en prielen, dat door een groot veenmoeras gescheiden van het Drents plateau was. De Do- kumer Ee, Lauwers, Marne en de Boorne functioneerden in dit land schap als afwateringsgeulen voor het achterliggende Drents plateau en via deze laaglandrivieren was het kwelderland toegankelijk voor de be woners van het plateau. Aanvankelijk gebruikten de bewo ners van het Drents plateau de gra zige kweldergronden als zomerwei- de maar weldra vestigden ze zich er permanent op de kwelderwallen. Toen het gevaar voor overstroming toenam verhoogden ze hun woon plaatsen. Op sommige plaatsen groeiden zulke woonheuvels aaneen tot dorpsterpen. De boerderijen wer den dan straalsgewijs gerangschikt met het woongedeelte naar het cen trum van de terp en de stal naar het veld gericht. Door de verdeling van het land ont stond rondom de terp een radiale percelering. In de eeuwen rond het Dijklandschap met Slachtedijk bij Roodhuis, (foto WW) terp te laten lopen, maar al gauw bleek dat niet voldoende en werden de eerste ringdijken aangelegd. Zo ontstonden in Westergo de kernpol ders Oosterend, Tzum en Harwerd- Hichtum. Vanuit de kwelders werden in deze relatief rustige periode stuk- begin van de jaartelling beleefden de bewoners van de terpen een bloei periode. Terug naar het Drents plateau In de daarop volgende eeuwen werd de bewoning van het kleigebied be dreigd door nieuwe overstromingen. Vooral de slechte afwatering maakte de bewoning van het kwelderland tot een riskante zaak en veel mensen trokken daarom weg. Ze vestigden zich op het Drents plateau in neder zettingen die veel overeenkomsten vertoonden met de esdorpen in Drente (zoals Westergeest, Wijgeest en Kollum). Omstreeks 800 na Chr. brak de zee door de kwelderwallen heen en een aantal opeenvolgende overstro mingen vormde de Lauwerszee en de Middelzee. Het land kwam door deze overstromingen weer geheel in de greep van de zee en grote stuk ken land verdwenen in de golven waardoor de Waddenzee ontstond. Overal treft men in het zeekleigebied oude geulen, meren en erosielaag ten uit die tijd aan. Dijken en ontginningen Rond 1000 na Chr. begon de bevol king dijken aan te leggen. Eerst pro beerde men het water in de hoofd geulen te houden door zijgeulen af te dammen en dijken van terp tot ken kwelderland aangedijkt. Men vertrouwde de nieuwe dijken nog niet erg en bleef daarom ook in de nieuwe polders op terpen wonen. In deze periode nam de bevolking sterk toe en er ontstonden niet alleen in het kleigebied maar ook in het veen gebied veel nieuwe ontginningen. In deze tijd ontstonden bijvoorbeeld de randontginningsdorpen Zwaagwest- einde, Kollumerzwaag, Zwagerveen en /eenklooster. Aan het eind van de 12de eeuw werden overal in het Friese land kloosters gesticht. Veel klooster lingen, vooral de Cisterciënsers, hiel den zich bezig met landaanwinnings- werken. De Middelzee werd om streeks 100 na Chr. omdijkt en spoe dig daarna stap voor stap ingepol derd. In 1505 werd Het Bildt omdijkt en ten noorden van Het Bildt werden in 1715 en 1754 de voorlopers van de huidige zeedijk aangelegd. In de zelfde tijd werd het Dokkumer Groot- diep bij Dokkumer Nieuwe Zijlen af gesloten en tenslotte werd in 1969 de Lauwerszee afgesloten. Het beeld van het landschap In Friesland zijn zes verschillende landschapstypen te onderscheiden. Langs de huidige kust van Friesland bevinden zich de jonge zeepolders die betrekkelijk recent zijn ingericht. De percelering bestaat uit grote recht-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1991 | | pagina 23